Derde verslag (laat geplaatst) - Reisverslag uit Enghien, België van Dion Looij - WaarBenJij.nu Derde verslag (laat geplaatst) - Reisverslag uit Enghien, België van Dion Looij - WaarBenJij.nu

Derde verslag (laat geplaatst)

Blijf op de hoogte en volg Dion

05 December 2018 | België, Enghien

Op maandag 12 november kreeg ik aan het begin van de les een helft van de klas aangewezen en moesten we wachten totdat leerlingen hadden gecontroleerd of er een klaslokaal vrij was. Er bleek een lokaal vrij te zijn, waarvoor een speciale sleutel nodig was. Een leerling is de sleutel gaan halen. Tijdens het wachten vroeg een leerlinge of (in het Engels, dat zij beter dan Frans, dat zij nog aan het leren is, spreekt) of ik lasagne wilde kopen. Hiermee wilde zij geld ophalen. Ik zei dat ik er in de les over zou nadenken en haar mijn besluit zou laten weten. Het lokaal was ruim, met achteraan computers. Hier wilden jongens eerst gaan zitten, maar het leek mij een beter idee om aan de kant van het verrijdbare schoolbord te gaan zitten.

Ik stelde de vraag ‘Weten jullie welke dag het gisteren (zondag 11 november) was’. Na doorvragen wisten de leerlingen het antwoord in het Frans: Armistice (Wapenstilstand; het einde van de Eerste Wereldoorlog). De Nederlandse benaming kenden zij niet, wat ik kon en kan begrijpen. Een leerlinge vroeg of ik met een gemakkelijker onderwerp zou kunnen beginnen. Daarom vroeg ik wat zij in het weekend hadden gedaan, wat hun lievelingsdieren waren en wat zij graag deden. Een leerlinge stelde mij ook vragen met betrekking tot mijn lievelingseten en lievelingsfilmgenres. Het viel mij op dat drie meiden hun aandacht erbij hielden en antwoord op mijn vragen probeerden te geven, terwijl de rest voornamelijk met andere zaken bezig was. Eén jongen wist mij te vertellen welke dieren hij thuis hield (en dat er veel van één soort).

Toen ik op het schoolbord wilde schrijven, zocht ik eerst een marker, want één zijde was whiteboard. Leerlingen probeerden het bord los te draaien, zodat het bord kon worden omgeklapt. Een jongen merkte pienter op dat het verrijdbare schoolbord ook kon worden omgedraaid, zodat het ‘zwart-bord’ zichtbaar zou zijn. Waarom moeilijk doen, is hier zeker van toepas-sing.

Na deze les had ik een groot aantal tussenuren, waarin ik debatonderwer-pen voor de volgende dag probeerde te bedenken, plaatjes van Neder-landse provinciën en puntmarkeringen van de hoofdsteden (zonder de betreffende provincie- en hoofdstadnamen) te vinden en een kranten-artikel uit het archief van een dagblad te vinden.

Tijdens het tweede lesuur dat ik bijwoonde, werd eerst een luisteroefe-ning gehouden, waar ik niet per se bij hoefde te zijn. Ik besloot toch te blijven en na de oefening maakten de leerlingen een schrijfoefening met het onderwerp transport en mobiliteit (informatie vragen en reistickets bestellen). Na afloop van deze les vroeg de lerares of ik nog een lesuur zou kunnen blijven, aangezien ze een spreekoefening wilde houden. Dinsdag zou zij dan grammatica oefenen, waardoor ik niet per se bij die les zou hoeven te zijn. Bij deze spreekoefening kregen de leerlingen elk een afbeelding/foto waarop een evenement of voorstelling stond afgebeeld. Zij moesten aan de hand hiervan zinnen schrijven om het evenement of de voorstelling te beschrijven.

Op dinsdag kregen de basisschoolleerlingen een blad waarop het hoofd van een zwarte piet stond afgebeeld. Zij kregen de taak om minimaal zes ‘doe-woorden’ (werkwoorden) op te schrijven om te beschrijven wat deze ‘superpiet’ kon. Vervolgens moesten ze deze ‘doe-woorden’ gebruiken om een goede Nederlandse zin te schrijven, waarbij ze ook moesten opschrij-ven hoe de superpiet datgene doet (snel, vaak, mooi enzovoort).
Tijdens het derde lesuur werd een benefietactie, waarbij de leerlingen taarten zouden bakken, besproken. Vervolgens schreven de leerlingen aan de hand van een advertentie een sollicitatiebrief. Ik werd gevraagd of ik de aankomende vrijdag naar het Waalse parlement in Namen (Namur) zou willen meegaan. Ik had eerst niet begrepen dat het om een uitstap ging, dus vroeg ik tijdens welke uren.

Het vierde lesuur stond in het teken van de debat-/discussiepunten die ik had bedacht. Zoals bijna elke keer waren de leerlingen op alle stellingen nagenoeg eensgezind. Alleen op de door de leerlingen zelf geopperde stelling of paardenvlees eten verantwoord en toelaatbaar was, waren enkele jongens als enigen vóór.

Tot aan het achtste lesuur heb ik die les voorbereid en ik vond het gunstig dat ik het zevende uur niet de eigenlijke les, waarvoor ik maandag langer was gebleven, hoefde bij te wonen. Het achtste lesuur verliep stroef. Ik liet de leerlingen Nederlandse artikelen lezen en stelden vragen erover. Er kwamen echter weinig antwoorden, wat bleek te komen doordat meerdere vragen niet werden begrepen. Er vielen tamelijk lange stiltes wanneer ik een vraag stelde, waardoor ik niet goed wist wat ik moest doen. De lera-res gaf na de les de tip om meer de snelheid erin te houden en de leerling-en op een andere manier bij het onderwerp te betrekken. Eveneens zou ik sneller kunnen vragen of ze de vraag begrijpen en deze eventueel anders formuleren.

Tijdens de twee lesuren op woensdag moesten de leerlingen aan de hand van zinsdelen en woordenschat uit het lesboek over een evenement (concert, optreden, voetbalwedstrijd) schrijven en vertel¬len. Een van de leerlingen vertelde over een herdenking van Armistice (Wapenstilstand) die honderd jaar geleden werd afgekondigd. Daarbij kwam de vraag op wat centenaire in het Nederlands zou zijn. Ik kon niet meteen een gepaste en kloppende vertaling bedenken. Eerst dacht ik aan honderdste herdenk-ing, maar dat zou impliceren dat er honderd keer een herdenking is geweest (wat niet per se het geval zou kunnen zijn). Daarna schoot mij honderdjarige herdenking te binnen, wat in mijn mening de betekenis beter dekte. Het voorgestelde jubileum vond ik te positief klinken (hoewel ik deze positieve bijklank later die dag niet echt in het woordenboek Nede-rlands kon terugvinden).
Aan het eind van het tweede lesuur kreeg ik te horen dat de excursie naar het Waalse parlement niet de aankomende vrijdag zou zijn, maar de vrijdag erna.

Donderdag gingen de basisschoolleerlingen van de vijfde klas met hun presentatievoorbereiding met een zelfgekozen zeedier als onderwerp aan de slag. Zodra de juf de affiches (grote collagebladen) had gebracht, gingen de leerlingen vol overgave aan de slag. Een tweetal wilde een octopus tekenen en vroegen aan mij of ik dat wilde doen. Ik zei dat ik niet kon tekenen en zij hebben enkele pogingen gedaan om er een te tekenen, maar niet naar tevredenheid. Elk tweetal heeft een ander zeedier geko-zen: een zeepaardje, zeeschildpad (tortue verte), orka, zeeleeuw, hamer-haai, octopus, clownvis en rog). Een vraag was hoeveel eieren een zee-schildpad legt (dat zijn er honderden, of niet?) Daarop kon ik helaas geen antwoord geven. Andere vragen betroffen of een rog een nuttig dier is. Ik zou zeggen van niet, want het eet geen schadelijke dieren (kon het niet goed verwoorden, dus ik noemde ook ‘insecten’, haha) en ik wist niet of je een rog kon eten. Ook de Franse woorden voor rugvin (nageoire dorsale) en ‘gewone’ vinnen kon ik niet meteen vertalen. Gelukkig lagen er woor-denboeken in een rek.

Het vierde lesuur (na een tussenuur) betrof een les met een tweedejaars klas. Opnieuw ging de helft van de groep met mij in een apart lokaal zitten. In het tussenuur had ik een document waarin een afbeelding van Willem-Alexander en Máxima en een afbeelding van Filip en Mathilde aan-gemaakt. Overigens weet ik niet hoe je op de Azerty-toetsenbord het teken á typt. De à staat wel op een toets (de niet-numerieke 8 als ik me niet vergis). In de les heb ik echter gevraagd wat de favoriete vakantie-bestemmingen van de leerlingen was. Spanje was een van de eerste ant-woorden, waarop ik vroeg welke landen zij in het Nederland kenden. Spanje, België en Engeland kwamen naar voren. De andere landen ver-taalde ik –soms door eerst na te vragen of zij de Nederlandse naam ken-den – en schreef ik op het bord. Uiteindelijk stonden er – een jongen had ze geteld – zo’n 40 landen op het bord. Ik had opgenoemde landen die aan het Nederlands gelijk zijn, niet opgeschreven, zoals ‘Portugal’, ‘Fin-land’ en ‘Luxemburg’ (‘Wales’ en ‘Pakistan’ overigens wel). Toch een volle les, waarbij de aandacht lang niet bij iedereen aanwezig was. De verliep wel beter dan die van maandag.

In het laatste lesuur van de donderdag gaf ik de leerlingen een blad waarop een kaart van Nederland ingedeeld in provincies stond. De taak was om met behulp van een atlas de provincies en hun hoofdsteden op te schrijven, evenals de vijf Waddeneilanden. De naam ‘’s-Hertogenbosch’ bracht moeilijkheden in de uitspraak teweeg. Ik vertelde dat ‘Den Bosch’ in de spreektaal wordt gebruikt. Hetzelfde geldt voor ‘’s-Gravenhage’ en ‘Den Haag’. Heel begrijpelijk werd ‘Texel’ als ‘tèksel’ uitgesproken, waarop ik zei dat veel mensen ‘tèssel’ zeggen, onder wie ikzelf. Een geslaagd les-uur, waarvan ik aan het einde een leerling tegen mij zei dat hij het leuk had gevonden. Hierop zei ik dat ik dat een compliment vond.

Bij het verlaten van het gebouw zag ik dat leerlingen en twee leraressen Nederlands in de weer waren om tafels met lekkernijen zoals taarten en gebakjes klaar te zetten. Uit wat een stagiaire zei, nam ik aan dat het voor de ouderavond die die avond werd gehouden, was.

Vrijdag heb ik van ongeveer kwart over 8 tot half 4 ’s middags op school, achter een computer, doorgebracht, om voorbereidingen voor een lesuur op dinsdag voor te bereiden. Ik heb informatie over (het verloop van) de Eerste Wereldoorlog opgezocht. In de namiddag kwam de lerares van dat lesuur zeggen dat ze mijn e-mail over mijn beoogde onderwerp had gele-zen en dat ze vond dat het té veel leek op het vorige onderwerp, de Jodenvervolging, en dat ze hoopte dat ik iets anders kon verzinnen, in bijvoorbeeld een spelvorm, zodat de leerlingen zouden worden aange-spoord om Nederlands te spreken. Daardoor moest ik dus een ander onderwerp én manier van overbrengen, bedenken.
Deze dag heb ik overigens een abonnement voor een andere provider aangevraagd –gunstig genoeg met een korting tijdens/gedurende de eerste drie maanden (‘tijdens’ voelt hier niet helemaal juist).

Zaterdag was de heropening van de ALDI-vestiging in Edingen, ter gelegenheid waarvan een folder in de brievenbus was gestoken. Aangezien ik de enkele ‘heropeningsaanbiedingen’ gunstig vond, ben ik ’s ochtends naar de ALDI-vestiging gelopen, waar het erg druk aan de kassa’s was. Sommige groenten en fruit waren in de aanbieding voor één euro. Na kriskras door de supermarkt te hebben gelopen, sloot ik in een wachtrij aan. Vóór mij stond een oudere man die een verhaal tegen mij en een andere oudere man achter mij afstak. Hij vertelde onder meer over zijn tijd in het leger, in het genieregiment (of hoe je die afdeling van het leger ook noemt), over het feit dat België geen eigen automerk meer fabriceert, dat de Amerikanen zulke grote auto’s (en dito motoren) bouwen omdat een afstand van zo’n 200 kilometer, die in België als lang wordt beschouwd, in Amerika niets voorstelt. Ik meen ook te hebben begrepen dat hij iets minder positiefs over 'hollandais' heeft gezegd, maar ik kan mij niet herinneren wat hij erover heeft gezegd. Toen hij aan de kassa stond, vertelde hij dat zijn dochter acht talen spreekt, hij zelf ‘maar’ vier en dat zijn andere kinderen en zijn schoonkinderen allemaal uitste-kende beroepen uitoefenen, zoals ingenieur en functies in de financiële sector. Toen ik aan de beurt was, vroeg de kassamedewerker of ik een uitknipbon voor het pak wafels dat ik op de band had gelegd, bij me had. Die had ik meegenomen, maar ik had gezien dat die niet op het betreffen-de pak gold. De medewerker bekeek het pak wafels en zei dat ik anders een pak wafels uit de bak vóór de loopband kon pakken. Zo gezegd, zo gedaan. Het uiteindelijke bedrag viel reuze mee, terwijl ik een kleine tas had gevuld. Ten slotte kreeg ik nog een blikje Cola Light mee (terwijl ik eigenlijk een blikje ‘gewone’ Cola wilde en had gevraagd :P ).

Zondag was was- en schoonmaakdag. In de wasserette probeerde ik uit te vogelen hoe de wasmachines werkten. De wasmachines instellen, ging goed, maar toen ik een euromunt in de sleuf stak, rolde deze meteen terug eruit. Ik vroeg aan een man waarom de wasmachine het geld niet accepteerde, waarop hij zei dat ik een 'jeton' (waarvan ik tijdens het wachten de goede vertaling ´penning’ las) moest kopen, in de terminal waarvan de man mij ook erop attendeerde dat ik ook een penning voor de drogers moest kopen. Wist ik dat ook weer. Na de wastijd van drie kwar-tier kwam het euvel om de natte was zonder veel heen en weer geloop in een droger te krijgen. In een soort opwelling ‘propte’ ik de was in de mee-genomen tas en liep ermee naar een droger. Terwijl deze aanstond, liep ik snel terug naar mijn appartement om een tas te halen, zodat ik de schone en droge was fatsoenlijk kon meenemen.

Op maandag 19 november heb ik in het eerste lesuur de namen van de leerlingen met wie ik in een apart lokaal zat, opgeschreven. Bij vrij veel namen moest ik om herhaling vragen. Tijdens deze les heb ik eveneens naar de favoriete vakantiebestemmingen van de leerlingen gevraagd, en welke landen zij in het Nederlands kenden. Wat ik niet had verwacht, was dat één leerling een lange reeks aan landen in het Frans opnoemde. Op enkele andere leerlingen na gaf niemand antwoord. Ik heb die leerling voorzichtig onderbroken en gezegd dat ik ook iemand anders de beurt wilde geven. Toen niemand daarop reageerde, bleef ik de meeste landen de leerling die zijn geografische kennis tentoonspreidde, op het bord schrijven. Enkele landen kende ik niet of ik wist niet hoe je die moest spellen.

In de lesuren op het zesde en zevende uur kregen de leerlingen de opdracht om meerkeuzevragen (naar hun mening) over verkeersveiligheid te beantwoorden. Vervolgens kwam het onderscheid tussen ‘moeten’ en ‘hoeven’ aan bod. Deze werkwoorden worden in het Frans doorgaans beide met 'devoir' vertaald. De uitleg dat ‘moeten’ een absolute verplichting inhoudt en ‘hoeven’ een zekere mate van ‘mogen’ in zich draagt, vind ik kloppen.

Op dinsdag ben ik met de voorbereiding voor twee lesuren die dag doorgegaan. Voor één lesuur heb ik gepeild wat leerlingen voor een vuur-werkverbod voelden en – in de lijn van ‘beide zijn tradities’ – kwam ik bij Sinterklaas en de discussie rondom Zwarte Piet uit. Voor het achtste lesuur, het laatste lesuur die dag, heb ik verkleinwoorden en samenstel-lingen bedacht. De leerlingen kenden de meeste verkleinvormen goed (ook bijvoorbeeld 'bloempje' en 'bloemetje').

Tijdens het derde lesuur (even niet chronologisch geordend :P) werd ik uitgenodigd om vrijdag naar een etentje dat de leerlingen organiseerden, te gaan. Dit etentje zou na het bezoek aan het Waalse parlement in Namen plaatsvinden. Na heel korte aarzeling zegde ik toe mee te gaan (zei ik toe is ook toegestaan ;)).

Woensdag ging ik met twee leerlingen die pas korte tijd in België wonen in een apart lokaal zitten om werkwoorden van plaatsing/locatie te oefenen. Dit ging aan de hand van de constructie Er [werkwoord], dus bijvoorbeeld 'Er staat' en 'Er staan'. In het Frans bestaat voor deze constructie één vorm: 'il y a' (en tijdsvervoegingen van 'avoir'). De vereiste precisering geeft moeilijkheden, hoewel de twee leerlingen de opdrachten redelijk goed maakten. De tweede les, met het andere deel van de klas, draaide om hetzelfde onderwerp.

Donderdagmorgen vertelde een van de basisschooljuffen dat de juf met wie ik op donderdag in de les zit, niet aanwezig was. Ze stelde daarop voor om acht kinderen onder mijn hoede te nemen. Deze kinderen gingen aan hun collages (affiches) over een bepaald zeedier verder werken. Deze les verliep goed; één tweetal vroeg meerdere keren om een zinnetje in het Nederlands te vertalen en op het bord te schrijven (dat het woord 'zeeën' met drie e’s wordt gespeld, is (begrijpelijkerwijs) tamelijk opzienbarend). In een ander tweetal was een jongen bijna continu met zijn rekenmachine in de weer. Nadat ik deze halverwege de les in zijn rugzak had laten stoppen, ging hij aan de slag.

In de daaropvolgende les vroeg ik welke kinderrechten er bestaan. Ik schreef deze op het bord; een leerlinge schreef de Franse vertaling algauw erachter. Het was prettig dat een aantal leerlingen besloot om de rechten op te schrijven, hoewel de andere weinig aandacht voor de les hadden. In de les met tweedejaars moesten de leerlingen hun rooster in het Nederlands schrijven en vragen over hun rooster beantwoorden (‘op welk uur heb je aardrijkskunde’ of ‘welk vak heb je op het derde uur?’).

De eerstejaars immersieleerlingen in de les erna gaf ik de opdracht om de aangegeven (ei)landen (Aruba, Curaçao, Sint Maarten – officiële spelling is kennelijk zonder koppelteken – Bonaire, Saba, Sint-Eustatius, Suriname, Zuid-Afrika en Indonesië) in de atlas op te zoeken en op de wereldkaart in te kleuren. Al snel kwamen leerlingen erachter dat enkele eilanden niet in de atlas stonden (vermoedelijk te klein) en dat niet van elk eiland de hoofdstad was weergegeven. Dat had ik niet voorzien, maar het was niet erg. De (ei)landen schreef ik op het bord, met de hoofdsteden erachter. Zuid-Afrika heeft meerdere hoofdsteden. Eén leerling was het opgevallen dat de hoofdstad van zowel Aruba als van Sint-Eustatius Oranjestad heet.

Op vrijdag 23 november was de excursie naar het Waalse parlement in Namur (Namen), waar we met een touringcar heen gingen. De groepjes leerlingen hadden een korte voordracht over het land dat zij vertegen-woordigden, voorbereid (kenmerken, sterke en zwakke punten en verbe-terpunten) en lazen deze aan het spreekgestoelte voor. De Waalse minis-ter die onder meer de begrotings- en energieportefeuille heeft, hield ook een toespraak. Vervolgens gingen leerlingen die binnen een bepaalde categorie vertegenwoordigers waren – zoals van Westerse landen en van ontwikkelingslanden – met elkaar in onderhandeling over bepaalde thema’s. Er volgde nog een onderhandeling tussen ‘vertegenwoordigers’ met betrekking tot een thema tot een resolutie te komen. Per thema bracht één groepje tot slot een resolutie in stemming, waarover de overige ‘vertegenwoordigers’ vóór of tegen konden stemmen. Doordat het bezoek later was begonnen en eindigde, vertrokken we korte tijd na afloop met de bus.

Diezelfde avond werd er een 'souper', een soort dineravond, op de school georganiseerd. De zesdejaars leerlingen hadden daarvoor familie uitgeno-digd, hadden de voorbereidingen getroffen en verzorgden de ontvangst, de gerechten en de bediening. Ik heb kort met de tafelkleden leggen, geholpen. Bij de binnenkomst van de gasten wist ik mij niet goed een houding te geven. Toen de leraren aan tafel gingen, werd ik gevraagd om erbij te komen zitten. De avond verliep zeer goed, hoewel een groter aantal gasten dan verwacht, was gekomen. Er werden tevens lootjes voor prijzen verkocht. Ik ben de dag erna vroeg opgestaan om met de trein naar huis te gaan.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Dion

Op 8 oktober 2018 ben ik als taalassistent Nederlands bij een middelbare school in Edingen (Enghien in het Frans) aan de slag gegaan. Dit taalassistentschap duurt tot en met mei 2018. Ik woon in het kader van dit taalassistentschap in Edingen/Enghien. Via deze blog probeer ik een beeld van mijn leven en werk als taalassistentschap in Edingen te geven.

Actief sinds 09 Okt. 2018
Verslag gelezen: 343
Totaal aantal bezoekers 3563

Voorgaande reizen:

08 Oktober 2018 - 31 Mei 2019

Taalassistentschap in Edingen/Enghien, België

Landen bezocht: