Zesde verslag (21 januari t/m 4 februari) - Reisverslag uit Enghien, België van Dion Looij - WaarBenJij.nu Zesde verslag (21 januari t/m 4 februari) - Reisverslag uit Enghien, België van Dion Looij - WaarBenJij.nu

Zesde verslag (21 januari t/m 4 februari)

Door: Dion

Blijf op de hoogte en volg Dion

21 Februari 2019 | België, Enghien

Ik werd op maandag 21 januari voor de wekker, die ik om half zeven had gezet, wakker. Ik schoof het gordijn voor de slaapkamerraam opzij en keek of ik de zogenoemde ‘superbloedwolfmaan’ kon zien. Deze maansverduistering zou in de nacht van zondag op maandag goed te zien zijn. Vanaf 06.30 uur zou de maan gestaag zichtbaar worden. De maan was inderdaad rood gekleurd, maar wel kleiner dan ik had verwacht. Ik heb er drie of vier foto’s van gemaakt; waaronder van de almaar zichtbaarder wordende (en feller schijnende) witte maan. Mijn smartphone zoomde op de witte maan in, terwijl er niet op de rode maan werd ingezoomd. Ik ben weer kort ingeslagen, om door het telefoonalarm te worden gewekt (om 07.38 uur).

Omdat ik het bestand met de Nederlandse dj’s en artiesten moest afdrukken, was ik van plan om vroeger naar de school te gaan, maar dat is niet helemaal gelukt. Ik kwam tussen de vijftien en twintig minuten voor het begin van de les aan. Toen ik het bestand wilde uitprinten, zag ik tot mijn schrik dat ik het bestand niet op mijn usb-stick had gekopieerd. Hierdoor moest ik een nieuw bestand vanaf nul aanmaken. Gelukkig had ik wel de afbeeldingen van de dj’s en artiesten op de USB-stick gezet. Door de korte tijd vóór de les kon ik enkel afbeeldingen van de dj’s invoegen. Het afdrukken verliep niet zoals verwacht: nadat de printer had weergegeven de elf gewenste kopieën had afgedrukt, gaf deze opnieuw aan elf af te drukken. Omdat ik dit niet begreep, stopte ik dit afdruk¬proces. Vervolgens vroeg ik aan een vrouw in de Educateur-zaal of ik de sleutel voor lokaal 102, het informaticalokaal kon lenen. Deze kon zij echter niet vinden, waardoor ik dacht dat de conciërge deze sleutel zou hebben.

Bij het lokaal aangekomen, stond er een andere groep, waardoor onduidelijk was of het lokaal beschikbaar was. Op aanraden van een medewerkster gingen de subgroep en ik in het lokaal naar het lokaal dat in de agenda staat aangegeven, zitten. Er lag een vreemde, vieze plek op de grond, wat op een lekkage van de wasbak duidde. Ik bekeek de afgedrukte vellen en zag dat de printer op een zekere volgorde had geprint: eerst alle kopieën van de eerste bladzijde, vervolgens alle kopieën van de tweede bladzijde enzovoort. Ik kon de bladzijden ordenen. Ik hield echter vellen over. Zoals elke keer met deze subgroep gingen een aantal leerlingen rondlopen, een raam openen en klommen zelfs uit het raam, het balkon op. In de tweede helft van de les liepen ze over het balkon richting het lokaal ernaast, waar de andere subgroep zat. Een jongen klom zelfs op de balkonrand, waarop ik hem vroeg wat hij deed en om eraf te komen.

De leerlingen die wel meededen – degenen die altijd meededen – meenden dat op de afbeelding van Armin van Buuren hijzelf met zijn tweeling stond, maar dit was, zoals op twee afbeeldingen van andere dj’s, het wassen beeld van deze dj’s in Madame Tussauds. Ik wist zelf ook niet dat er van twee van die dj’s wassen beelden in Madame Tussauds staan. Eén leerlinge gokte in het wilde weg welke naam bij welke dj hoorde. Ik schreef namen op het bord, maar vertelde te laat dat deze niet in de volgorde van de afbeeldingen waren. Nadat ik de namen van de dj’s had opgeschreven en had vermeld welke naam bij welke dj hoorde, had ik eigenlijk geen voorbereide lesstof meer, dus vroeg ik om liedjes van de dj’s en nog later peilde ik of de leerlingen Nederlandse artiesten kenden. Dat was niet het geval, dus schreef ik zelf enkele namen op het bord.

Toen ik na de les in de lerarenkamer zat, kon ik mij niet herinneren of ik de klaslokaaldeur had afgesloten, dus liep ik naar het lokaal terug, waar inmiddels mensen aanwezig waren. Ik vroeg aan een vrouw of de deur was afgesloten, wat gelukkig het geval was.

Ik ging achter een computer zitten om afbeeldingen van Nederlandse sporters op te zoeken. Met een zekere aarzeling zei ik op een gegeven moment, toen twee anderen in de lerarenkamer waren, dat ik hun namen niet kende. Daarop noemden zij hun naam en vroeg één wat mijn naam was. Ik ben blij dat ik om de namen heb gevraagd; ken je elkaar toch ietsje beter.

Later zat een lerares Nederlands in de lerarenkamer, tegen wie ik zei dat ik de week ervoor niet bij de les op dinsdag was geweest. Kennelijk was zij met de klas in een lokaal op de eerste verdieping – tegenover de lerarenkamer, gaan zitten, omdat een leerling in een rolstoel niet de lift mag nemen. Aangezien zij niet wist in welk lokaal deze les voortaan zou plaatsvinden, gaf ze aan dat ik aan een werkneemster moest navragen. Ze gaf verder aan dat het zesde lesuur niet zou doorgaan, omdat de leerlingen op animatie waren. Daardoor hoefde ik niet te blijven, hoewel ik wel nog langer ben gebleven.

Die dag ben ik opnieuw naar de Mutualité gegaan, maar opnieuw was de deur gesloten: tussen 12.30 en 14.00 uur was het kantoor gesloten. Toen ik later terugkwam, zat niemand in de wachtruimte. Er waren opnieuw moeilijkheden bij de afsluiting van een zorgverzekering. Deze hadden met de onduidelijkheid rondom mijn status te maken. De bevestiging van woonadres bleek niet voldoende om de zorgverzekering rond te krijgen; ik had een Belgische identiteitskaart nodig. Ik vertelde dat ik deze zou gaan krijgen, de daaropvolgende zaterdag. Tot die tijd zou ik moeten wachten. Er zat niks anders op, hoewel ik dit weinig teleurstellend vond, aangezien het erop leek dat ik in het bezit van een Belgische identiteitskaart eindelijk een zorgverzekering zou kunnen afsluiten.

Dinsdagmorgen wilde ik het bestand waarin ik de route van de Elfstedentocht had aangemaakt, maar de printer gaf aan dat het papier op was. Hierop vulde ik het papier bij, maar de printopdracht werd niet uitgevoerd. Ik keek de papierselectie na en zag dat een derde papiercompartiment leeg was. Ik vroeg een collega om hulp, maar hij kon helaas ook niets eraan doen. Hij wist ook niet welk papier in dat derde compartiment (dat een platte, brede lade had), moest worden gelegd. Op zijn advies startte ik de printopdracht opnieuw, maar opnieuw weigerde de printer. Ik wijzigde de papierinstel¬ling van ‘auto’ in het tweede compartiment (ik meen dat dat ‘A2’ heette). De printer drukte het bestand eindelijk af. Nadat ik klaar was, zei ik tegen een andere collega, die net was binnengekomen, dat de printer op de ‘auto’-papierinstelling een leeg compartiment selecteert, en dus handmatig een papiercompartiment moest worden geselecteerd.

Deze morgen was ik ook bij de vijfdeklassers van de basisschool; er was met de zesdejaars, die ik normaal om de week op dinsdag zie, gewisseld. Eén groep ging met mij naar de bibliotheekruimte, waar de kinderen aan de dialoog bij de bioscoop verder werkten en oefenden. Een jongen wilde niet met een andere jongen samenwerken, waardoor zij niet meteen een groepje vormden. Aangezien de andere kinderen al groepjes hadden, zat er voor hen niets anders op dan met z’n drieën een groepje te vormen en de dialoog te oefenen. Het was niet eenvoudig om alsmaar de stilte te behouden, wat ook niet goed lukte. Ook de kinderen erop blijven aanspreken om Nederlands te spreken, viel niet mee. Twee groepjes werkten na elkaar in de bibliotheek. Eén jongen was pas op het eind van de les klaar het invullen van de woorden in de dialoog en begon pas op het eind met de dialoog oefenen.

Tijdens het derde lesuur kregen de leerlingen van het zesde jaar de opgave om Franse zinnen in het Nederlands te vertalen. De tekst waarin deze zinnen stonden, ging over sociale-mediaverslaving. Ik liep rond om vragen te beantwoorden; twee leerlingen stelden meer vragen dan andere. De één vond de tamelijk lange vertalingen die ik gaf, ingewikkeld, waarin ik haar gelijk moest geven. De andere stelde ‘gemakkelijkere’ vragen, aangezien dit woordvertalingen of -vervoegingen betroffen. Ik zou denken dat hij die vervoegingen wel zou moeten kennen.

In het lesuur met de tweedejaars immersieleerlingen had ik dezelfde vragen over Nederlandse eetgewoonten en tradities als voor de eerstejaars immersieleerlingen; ik had twee vragen erbij bedacht. Bij de vraag over de anijsmuisjes vroeg ik welke kleur deze hadden. Allerlei kleuren werden geroepen, maar blauw hoorde ik niet. Voor het woord ‘boerenkool’ speelde ik een soort galgje (eerder woordje raden, aangezien ik geen galg tekende. Het ‘boeren’-gedeelte werd tamelijk vlug geraden; ‘kool’ kostte meer raadpogingen. De naam van de koning en koningin, in verband met de koningsdagtraditie, waren bekend. Het begrip ‘erwtensoep’ kostte ook veel pogingen, en ‘snert’, dat een suggestie van de lerares was, lokte ook veel (loze) raadpogingen uit.

Bij het zevende lesuur wist ik niet in welk lokaal op de begane grond de les zou plaatsvinden (de lerares wist dit op het eind van de pauze ook nog niet). Ik zag haar toevallig in het lokaal aan het eind van de gang. Eerste werden opgaves uit het werkboek gezamenlijk nagekeken, waarna de leerlingen een curriculum vitae schrijven als huiswerk op kregen. In de les kregen zij een toets (weet niet meer wat voor een).

Tijdens het laatste uur speelden de vierdejaars immersieleerlingen Time’s Up, zoals in het laatste kwartier de week ervoor. Ik zat ook in een groepje en vertaalde eventueel woorden als het groepje waarin de lerares zat, aan de beurt was. Ik kende de vertaling van ‘kabouter’ in het Frans niet, maar ik hoopte dat het Engelse woord zou helpen, wat niet zo was. Een leerling moest het woord ‘riet’ omschrijven, maar ik maakte uit zijn omschrijving op dat hij ‘rad’ omschreef. Nadat het raden ervan was mislukt en de tijd erop zat, noemde de lerares de vertaling paille, wat natuurlijk klopt. De betekenis van ‘riet’ die ik in gedachte had, was die van stengels aan de waterkant. Ik moest zelf de woorden ‘brievenbus’ en nog een ander woord omschrijven. De omschrijving leek duidelijk genoeg, maar het opgevatte boîte aux lettres werd met brievenbox of brievendoos vertaald (wat de letterlijke vertalingen zijn). Het lesuur was sneller voorbij dan verwacht.

Op woensdag kwam ik nipt op tijd, net voor 9.05 uur, op school aan. De wandeling naar de school over de sneeuw, die op straat deels was platgereden, had mij kennelijk meer vertraagd dan gedacht. Het tweede lesuur was voor een luisteroefening aan de hand van ‘zoekertjes’ voor studentenbaantjes, waarbij de leerlingen vragen als ‘moet zij drietalig zijn?’, ‘welke kwaliteiten moet degene hebben?’. Na de luisteroefening oefenden de leerlingen een sollicitatie via de telefoon. De een speelde de werkgever en de ander de werkzoekende. De leerlingen tijdens het derde lesuur kregen deze oefening ook.

Die ochtend ben ik over de markt bij de kerk gelopen, heb er fruit en gebak (een ‘vlan-taartje’, een chocoladebroodje en een zogenoemde suisse) gekocht.

In de ochtend van donderdag 24 januari knipte ik de strookjes met daarop de namen van Nederlandse en van sporten uit en nam deze mee. De vijfdejaars repeteerden de bioscoopdialoog, waarna zij deze voor de klas moesten opvoeren. Bijna alle kinderen kenden hun deel van de dialoog uit het hoofd en enkele drietallen tekenden filmtitels op het bord, hadden ‘rekwisieten’ uit papier geknipt (een drinkbeker en een popcornbeker) of liepen zogenaamd naar zitplaatsen in de bioscoop.

In de tussenuren printte ik het document van de Nederlandse dj’s en artiesten uit en schreef vlak vóór de les de geboortedata van deze dj’s en artiesten op. De les met de derdejaars verliep – zoals eigenlijk elke keer – rumoerig en heel even zelfs schreeuwerig. Eén leerling was, zoals mij in de les van maandag was verteld, veranderd. Er was enige verwarring over de volgorde waarop de dj’s waren geordend, maar door de bladzijdes na te gaan, kon ik de juiste bladzijdes bij elke naam zetten. Ook in deze klas meenden de leerlingen dat de wassenbeelden op drie afbeeldingen tweelingbroers of iets dergelijks waren. Ik had kennelijk de naam Afrojack niet bij de namen op de bladen aan de leerlingen gezet, waardoor er bij die afbeelding verkeerde antwoorden werden gegeven.

Tijdens de les met de tweedejaars werd de (door afwezigen) kleinere groep in twee groepen van zes verdeeld en gingen we de leerlingen ganzenbord spelen. De bedoeling was dat wanneer een pion op een vakje met daarop een zinsonderwerp en een infinitief kwam, de leerling de vervoeging in de onvoltooid tegenwoordige tijd moest zeggen. Twee vakjes hadden echter ook als gevolg dat de leerling die erop eindigde, naar het begin terug moest. Er werd vaak gegokt welke vervoeging juist was (in feite maar drie mogelijkheden: stam, stam+t en de infinitief), hoewel één leerlinge heel vaak meteen de goede vervoeging gebruikte. ‘Mijn’ groepje was kort voor het einde van de les geëindigd. De andere groep ging tot na de bel door, wat ik leuk vond en ik was gebleven als ik geen les zou hebben.

In deze les, het achtste lesuur, hing ik de vellen met op elk twee afbeeldingen van Nederlandse sporters middels magneten aan het bord. De leerlingen kozen om beurten (althans in het begin ging het nog om beurten) twee strookjes, één met een naam en één met een sport, uit om aan het bord te hangen. De voetballers Van Persie en Sneijder waren gemakkelijk want die werden als eerste juist herkend/geraden. Max Verstappen werd ook juist geraden; de overige sporters vereisten veel twijfel en nadenken en werden vaak onjuist geraden. Het duurde tot het einde van de les, waarbij de lerares tot haast moest aansporen. Ik vond het een geslaagde les, hoewel deze roerig had kunnen verlopen.

Op maandag 28 januari ging ik vroeger naar school, omdat ik nog de vellen met daarop Nederlandse dj’s en artiesten wilde afdrukken. De printer was echter buiten werking. Nadat de bel was gegaan, liep ik naar de zaal van de Educateurs (via de schuifdeur in de lerarenkamer; volgens mij heb ik nog niet verteld dat de lerarenkamer en de Educateurs-zaal met elkaar zijn verbonden). Daar vroeg ik de sleutel van lokaal 102. Bij het lokaal stond echter (weer) een groep leerlingen, aan wie ik vroeg of zij er les hadden. Zij bleken inderdaad in dit lokaal les te hebben; hiervoor bleken zij hier geen les te hebben doordat de leraar ziek was geweest. Doordat dit lokaal dus toch niet beschikbaar was, was ik gedwongen om de sleutel terug te brengen en een ander lokaal te zoeken. Dit vroeg ik aan de medewerkster in de Educateurs-zaal, die mij naar een andere medewerkster doorverwees. Deze medewerkster, mevrouw Praat, zei nadat ik haar had verteld dat het informaticalokaal toch niet beschikbaar bleek, dat de leraar die daar les zou hebben, ziek was. Dit hield in dat ik opnieuw de sleutel moest vragen en ik toch het lokaal in kon. Eenmaal terug bij het lokaal was de groep leerlingen weg en stapte ik met ‘mijn’ subgroep naar binnen.

Ik liep eerst de namen na: een nieuwe leerling zat erbij: Paul, hoewel, hij meende dat ik – om voor mij onduidelijke reden – naar de naam van zijn broer had gevraagd. Hijzelf heet Mounji, en hem heb ik aan het begin van de les moeten vragen om te gaan zitten. Aangezien ik geen vellen kon uitprinten, had ik het idee om een computer te gebruiken en vroeg ik of ik een computer zou kunnen aanzetten. Uiteindelijk hebben maar zo’n vier of vijf leerlingen aandacht voor de afbeeldingen met dj’s en artiesten gehad; de rest zat op hun plek of waren staand aan het praten. Een keer heb ik een leerling moeten verzoeken om naar beneden te komen, maar hij werkte mee. Een enkele keer deden jongens een wedstrijdje wie zich het hoogst aan de buizen van de balustrade kon optrekken. Eén leerlinge liet mij afbeeldingen van een rapper uit Mons (Bergen) zien; ik vond zijn gezicht vreemd en ‘vervormd’ lijken, maar hij blijkt een masker te dragen. Zij liet mij ook heel kort een liedje van een K-pop-groep horen, wat toch anders dan ik had verwacht, klonk.

Op de opmerking waarom ik geen les gaf – ik geef toe dat afbeeldingen van dj’s en artiesten laten zien geen lesgeven is – en waarom ik niet iets van een quiz opgaf, beloofde ik dat ik voor de volgende keer een quiz zou maken. Hoewel een leerling vroeg of deze in het Frans zou zijn, zei ik dat de vragen in het Frans zouden zijn, maar de onderwerpen Nederlands.

Na de les liep ik naar de Commune om mijn Belgische identiteitskaart op te halen. Deze kreeg ik al gauw mee nadat ik het document dat ik de keer ervoor had ontvangen, en de mededelingenbrief over het klaarliggen van de kaart, had ingeleverd. Vervolgens liep ik naar de mutualité, waar ik mijn identiteitskaart overhandigde. Ik moest opnieuw enkele documenten die ik al vaker had overhandigd, laten zien, en een aantal papieren tekenen. Op een zeker moment vroeg de medewerkster of ik in 2018 in Nederland had gewerkt en of ik belastingaangifte had gedaan (ik vermoed althans dat zij deze term in het Frans bedoelde). Ik gaf aan dat ik via een bureau zoals Randstad had gewerkt (ik wist het woord voor uitzendbureau in het Frans niet) en ik dus niet zelf belasting had betaald (ik heb ook geen belastingaangifte hoeven opsturen). Het kwam er uiteindelijk op neer dat ik stond ingeschreven, maar dat ik voor de definitieve inschrijving loonstrookjes (en belasting) van arbeid uit 2017 en 2018 in Nederland moet verkrijgen. Wat een bureaucratische rompslomp om een zorgverzekering te bemachtigen…

Terug op school werkte de printer nog altijd niet en heb ik ideeën uit een klein notitieboekje op een notitieblok overgeschreven. Tijdens het zesde lesuur bleek een leraar die de zwakkere leerlingen tijdens dit uur les gaf, afwezig te zijn. Hierop zei de lerares dat ik zoals twee weken ervoor met deze leerlingen in een afzonderlijk lokaal zou kunnen gaan zitten. Dit was hetzelfde kleine lokaal als die voor¬¬¬gaande keer, ook weer met te weinig stoelen. In deze les wist ik aanvankelijk niet waarover ik het kon hebben, maar naar aanleiding van wat een jongen voorstelde (de doek om het bord schoon te vegen, nat maken) vertaalde ik sec (droog) en mouillé (nat), de vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat kennelijk ook mouiller kan zijn (terwijl dit in mijn ogen een werkwoordsvorm is). Toen de leerlingen zeiden dat zij die week een toets over het onderwerp Mobilité zouden hebben, heb ik vervoersmiddelen in het Nederlands en het Frans opgeschreven. Jammer genoeg ben ik het Franse woord voor de step vergeten (opgezocht: trottinette); ik kon niet op een ander woord voor ‘step’ komen: autopet, dat waarschijnlijk een woord in het Limburgse dialect is.

Om een schoolreis naar Londen te kunnen betalen, organiseren de vijfdejaars leerlingen kennelijk een ‘souper’, zoals de zesdejaars ook hebben gedaan. Ik meende dat de vierdejaars naar Londen gingen, maar dit wel stellig tegengesproken. Ik werd gevraagd of ik ook naar de souper wilde komen., op 15 februari. Ik wil graag komen en ik bedacht me even later dat deze dag perfect met mijn weekend in Edingen zou samengaan. Een leerlinge zocht de vertaling van souper op: ‘avondmaal’.

Aangezien ik dinsdag niet wist of ik de tweede twee uren op de basisschool zou moeten zijn, ben ik voor de zekerheid naar de basisschool gelopen. Ik was wat laat, want ik had de tijdlijn van de Nederlandse geschiedenis afgemaakt. Op het schoolplein begroette een jongen mij; ik herkende hem door zijn capuchon niet meteen. Hij sprak Nederlands en ik antwoordde aanvankelijk in het Frans, tot hij vrijwel direct zei dat hij in de zesde klas zat en we dus Nederlands konden praten. Hij vroeg op een gegeven moment of ik een auto bezat en dat ik voor €8000,– een nieuwe auto zou kunnen komen. Hij vertelde onder meer dat mijn voorgangster ook uit Nederland kwam en dat hij familie die in Nederland woont, heeft, in Amsterdam, in Gouda en in een stad of dorp dat ik niet ken. Met deze familie spreekt hij Nederlands. Verder vertelde hij dat hij ook familie in Amerika heeft wonen; hij vertelde erbij dat een kind van tien jaar een wapentraining mag volgen en dat Amerikanen op hun zestiende mogen autorijden en een auto bezitten. Toen de bel ging, liep hij met een andere jongen die ik uit de zesde klas ken, naar de verzamelplaats. Ik liep de basisschool binnen en vroeg aan de juffen of mijn begeleidende juf aanwezig was. Zij was er niet; ik was wel blij dat ik was gaan nagaan of ik les met de zesdeklassers had.

Ik kon dus de tussentijd voor de voorbereiding op de andere lessen van de dag gebruiken. Sinds maandag werkten het toetsenbord en de muis van twee computers op school niet meer. Er was ook iets eigenaardigs aan de hand met de usb-stick-interface: het venster viel automatisch weg zodra ik de map met de bestanden met betrekking tot het taalassistentschap opende. Ik kon de bestanden dus niet openen. Ik besloot de bestanden uit die map in Google Drive up te daten; altijd nuttig. Ik kwam erachter dat het venster van de usb-stick wegviel zodra ik bij de map van het taalassistent¬schap aankwam. Doordat de mappen op moment van wijzigen waren gesorteerd, stond de map van het taalassistentschap bovenaan. Hierdoor viel het venster telkens onmiddellijk weg. Nadat ik de mappen en bestanden uit de taalassistentschapmap op Google Drive had bijgewerkt, ging ik op het scherm in de hal kijken, waarop ik zag dat mijn begeleidende lerares en formation (‘in opleiding’) was. Ik had het derde lesuur dus ook geen les.

In het vierde lesuur vroeg ik aan de lerares of ik de lesinvulling met de Nederlandse sporters of de nieuwe invulling met de tijdlijn zou kunnen beginnen; de tijdlijn leek haar een goed idee. Ik hing de tijdlijn met een magneet op het bord op, legde de – in het derde lesuur uitgeknipte – strookjes met gebeurtenissen op een tafel. Een aantal leerlingen bleven gebeurtenissen op de tijdlijn hangen en mij vragen of zij een gebeurtenis met het juiste jaartal verbonden. Het begin en het einde van de Tachtigjarige Oorlog bleek lastig te raden. Aan het einde van de les waren er nog een groot aantal gebeurtenissen ‘open’. Ik overliep de gebeurtenissen op het bord zodat iedereen de juiste verbindingen zouden kunnen noteren. Vlak voor de bel sprak ik uit bij welke gebeurtenis een jaartal hoorde. Het lukte niet om alle jaartallen met een gebeurtenis te verbinden.

In het zevende lesuur kregen de leerlingen uitleg over onderschikkende voegwoorden; dat er twee structuren voor een hoofdzin en een bijzin door een voegwoord verbonden, bestaan. Daarna gingen de leerlingen met opgaven aan de slag. Over één zin waren een leerlinge en ik het eens dat zowel vóór als toen mogelijk waren: een identiteitskaart zijn verloren vóór of toen het huis afbrandde. Voor de les in de week erna vroeg de lerares mij om zinnen waarin onderschikkende voegwoorden voorkomen, met betrekking tot het onderwerp van zakgeld of solliciteren.

Toen ik in het achtste lesuur het lokaal binnenkwam, waren de vierdejaars immersieleerlingen nog een toets aan het afronden. Ik legde kort het tekenspel uit, dat het op het spel Time’s Up van vorige week leek (pictionary-achtig) en ik wilde de groepen indelen, maar op de vraag om dat zelf te mogen doen. Het spel verliep goed, hoewel er woorden waren die niet werden geraden, en van redelijk wat woorden kenden de ‘tekenaars’ niet. Het woord bijenkorf werd bijvoorbeeld niet geraden; reuzenpanda bleek ook niet gemakkelijk te raden. Doordat sommige woorden tamelijk snel werden geraden en andere woorden niet en werden weggelegd om vervolgens een nieuw kaartje te pakken, slonk het stapeltje van 52 woorden snel en dit was nipt voor het einde van de les op.

Op woensdag het tweede lesuur werd eerst de reis naar Londen besproken; kennelijk gaan zowel de vierde-als de vijfdejaars op reis naar Londen, waar ze op dag één een middelbare school gaan bezoeken. Aangezien dit een uitwisseling is, zullen de leerlingen uit die klas in de Londense school volgend jaar naar België komen. Tijdens deze bespreking kwam een zegswijze of spreekwoord ter sprake, waarop ik met het Nederlandse spreekwoord Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel. Met wat moeite vertaalde ik het spreekwoord en probeerde de betekenis te verklaren. Er kwamen twee jongens binnen, die T-shirts verkopen – zoals ik had begrepen om geld voor de reis in te zamelen. Zij kwamen – een beetje chaotisch – over de t-shirtverkoop vertellen. Vervolgens kregen de leerlingen de opgave om een telefoongesprek tussen een werkgever en een student die een bijbaan zoekt, kort voor te bereiden en te houden. Toen ik met een leerling de oefening besprak, vroeg hij wat het woord enchanté in het Nederlands was; hierop wist ik het antwoord niet, hoewel ik zeker wist dat ik de vertaling zou vinden. Na de les vroeg ik dit aan de lerares (de leerling stond erbij), waarop zij aangenaam zei. Ik had te veel gedacht dat enchanté en afscheidsgroet is, maar het is juist eerder een woord bij een begroeting.

In de pauze sprak ik de leraar naast me aan door te zeggen dat ik mij zijn naam niet herinnerde; hij herinnerde zich mijn naam ook niet. We hebben ons aan elkaar voorgesteld, waarbij hij vertelde over de leermethode van een lerares Engels bij wie hij les had gehad: aan de hand van voornamen bekend met de klanken in het Engels worden.

In het derde lesuur ging het ook over de reis naar Londen (het zijn immers de leerlingen die in dezelfde klas als die uit het tweede lesuur zitten). Vervolgens moesten de leerlingen hun cv in het Nederlands schrijven (de onderdelen van het cv stonden in het werkboek); de lerares was ondertussen naar de préfete haar kantoor gelopen om over mars op donderdag te overleggen. Ik beantwoordde vragen. Toen de lerares terugkwam, vertelde ze dat de leerlingen geen vrijstelling om naar de mars te gaan, konden krijgen, maar dat zij wel aankomende week maandag vrijstelling voor de donderdag erop zouden kunnen aanvragen.

Op donderdag 31 januari vertelde een van de juffen mij dat de juf die ik assisteer ziek was en vroeg of ik evengoed een klein aantal leerlingen zou willen bezighouden. Dat vond ik volkomen prima en ik kreeg vijf leerlingen die goed Nederlands konden spreken onder mijn hoede. Als het nodig was, kon ik de juf, die in een naastgelegen lokaal was, om hulp vragen. De leerlingen zouden ook een Neder¬ zou kunnen laten doen, moest ik hierover nadenken, en ik bedacht een – afgezaagde – vraag: waar zouden jullie heen willen gaan. Een meisje zei heel resoluut New York. Ik vroeg haar waarom en zij noemde het Vrijheidsbeeld. Op de vraag of zij nog andere steden in Amerika zou willen bezoeken, zei ze na kort twijfelen ‘nee’. Frankrijk was een ander land dat werd genoemd. Eén jongen noemde Nederland en specifiek een stad onder Amsterdam (ik herkende de plaatsnaam niet).

Verder stelde ik voor om een gesprekje te oefenen, vergelijkbaar met de dialoog in de bioscoop. Daarop werd het idee geopperd om in de bibliotheek een boek met een dialoog erin te zoeken. Er werden boekjes uitgezocht, maar hiermee werd niets gedaan. Ik stelde vervolgens voor om iets op het bord te tekenen, wat door anderen moest worden geraden. Dit was ook slechts een kortstondige bezigheid.

In de daaropvolgende twee tussenuren luisterde ik in de lerarenkamer half naar een gesprek en werkte ik aan voorbereiding. De printer werd voor en tijdens het eerste uur gerepareerd; gelukkig kon ik in het tweede uur de vellen waarop Nederlandse dj’s en artiesten staan, printen.

In het vijfde lesuur moesten extra stoelen uit een ander lokaal worden geleend en ging ik weer aan de slag met de dj’s en artiesten. Opnieuw lette de meerderheid niet op. Ondanks enkele gerichte verzoeken tot stilte, bleven de leerlingen rumoerig. Nadat ik de dj’s en artiesten had behandeld, had ik gelukkig nog de activiteit van de sporters. Ik schreef namen en sport op het bord, maar de bel ging voordat ik ermee klaar was.

Tijdens het zevende lesuur schreef de lerares tien zinnen waarin een werkwoord op de o.t.t. stond, op. De bedoeling was dat de leerlingen de infinitief en de stam van de werkwoorden opschreven. Eén meisje vroeg mij bij elke zin wat het werkwoord betekende en peilde bij mij of zij het werkwoord juist vervoegde. Enkele andere leerlingen leken ook serieus eraan te werken.

Tijdens het laatste lesuur legde ik de eerstejaars immersieleerlingen hetzelfde thema, jaartallen en gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis, voor. Ik liet hun twee video’s van ongeveer acht minuten zien. De eerste spoelde ik kort vooruit. Ze kregen vervolgens de tijd om gebeurtenissen bij de juiste jaartallen te plaatsen. Ik tekende intussen een tijdlijn op het bord, waarna ik telkens de beurt aan één leerling gaf om een gebeurtenis (middels een cijfer) bij een jaartal te schrijven. Deze les verliep veel minder chaotisch dan die van dinsdag, grotendeels doordat ik een tijdlijn op het bord had getekend en niet met strookjes papier maar met cijfers die naar een gebeurtenis (of eventueel twee gebeurtenissen) verwezen, werkte.

Onderweg naar mijn appartement voelde ik in mijn broekzak en voelde dat het etuitje waarin ik mijn usb-stick opborg, leeg was. Geschrokken liep ik terug naar de school, de lerarenkamer, waar de lerares met wie ik het achtste uur les had gehad, niet meer was. Wel zat een leraar er, aan wie ik prudent vroeg of hij mij naar het lokaal waar ik vermoedde dat de usb-stick zou liggen, zou ik willen begeleiden. Hij antwoordde of ik hem als getuige vroeg, wat in feite zo was. Een andere lerares kwam binnen, en tegen haar vertelde ik of zij wist of de ‘immersielerares’ had gezien. Ik vertelde de reden van mijn vraag en zij antwoordde dat ik in het lokaal de usb-stick moest gaan zoeken. Ondanks mijn beduchtzaamheid ging ik er kijken, maar vond de stick niet.

Ik zag de conciërge, die mij had geholpen met de informaticalokaalkwestie en vertelde dat ik mijn usb-stick kwijt was. Ze stelde voor in het lokaal te kijken. Ik zei dat ik dat al had gedaan, waarop zij de lerares probeerde te bellen, wat niet lukte. Ze raadde aan om na te vragen waar de lerares was. Er was echter niemand meer behalve de man in de Educateur-ruimte. Er zat dus niet anders op dan zonder usb-stick naar huis te reizen. In mijn appartement keek ik de vertrektijd van de trein na. Ik moest me erg haasten en ik heb stevig doorgelopen, met een roltas, rugzak en laptop als bagage. Ik kwam bijna hijgend vier of vijf minuten voor vertrek van de trein op het station aan.

De reis verliep verder voorspoedig. In Herentals was ik te ver gelopen om op tijd in het treinstel naar Hamont in te stappen. In Mol stapte ik over, maar ik stapte eerst verkeerd – opnieuw in een treinstel naar Hasselt – in. Ik had ruim de tijd om in het juiste treinstel te stappen.

Op maandag 4 februari kwam ik op tijd op school, maar ik moest wel nog een quiz met vragen over Nederland (aantal provincies, hoofdplaatsen, benaming van de vier grote steden) afdrukken. Vlak voor het tweede lesuur kreeg ik van een lerares voorrang, aangezien zij veel te printen of kopiëren had. Echter lukte het niet om af te drukken (toets bleef grijs), waarop een leraar vroeg of het bestand in PDF-formaat was, wat niet het geval was. Ik wilde dus nog snel het bestand naar PDF-formaat omzetten, maar de usb-stick die ik als vervanging had meegenomen, was te dik om achter de rand van het computerscherm, waar de usb-poorten zijn, te passen.

Ik ging het tweede lesuur dus zonder de quiz in; daarom besloot ik om met de Nederlandse sporters en hun beroepen te beginnen. Ik liep nadat ik de sporten op het bord had geschreven, naar een groepje leerlingen die niet opletten, vroeg aan hen of zij wilden proberen om de juiste sporter aan de juiste sport te verbinden. Zij weigerden echter om ook maar op te kijken of iets te doen en bleven naar een video op een mobiele telefoon kijken. Ik bleef een tijdje staan, maar wist hen niet te bewegen iets te doen. Ik had ook mijn schriftje waarin ik de namen van die subgroepen had geschreven, niet in mijn tas meegenomen, dus ik kon me niet elke naam herinneren. De altijd aan de les deelnemende leerlingen deden deze keer ook goed mee en ze hadden tamelijk snel alle sporters aan de juiste sport gekoppeld (via mij om keuzes/gokken te bevestigen of ontkennen). Vervolgens schreef ik twee vragen en de keuzemogelijkheden uit de quiz op het bord. Op verzoek van een leerlinge deelde ik overgebleven vellen over tradities en eetgewoontes uit. Ook nu deden alleen de ‘ijverige’ leerlingen mee. De antwoorden die werden gegeven waren bij de meeste vragen op de gok.

Nadat de les was afgelopen, zette ik de stoelen op de tafels/banken (de tafels worden ‘banken’ genoemd, wat gezien het woord ‘schoolbanken’ ook wel logisch is). Na de les ben ik naar mijn appartement teruggelopen om mijn laptop op te halen, aangezien ik mijn usb-stick niet aan de computers op school kon verbinden. Ik heb tijdens de tussenuren, tot aan de pauze, op mijn laptop gewerkt: zinnen met daarin een onderschikkend voegwoord en met betrekking tot zakgeld en solliciteren bedacht.

In het zesde lesuur werkten de leerlingen aan een schrijfopdracht met als thema drinkgedrag. Van één tweetal vroeg de lerares of ik hun geschreven dialoog over het organiseren van een fuif/feest wilde nakijken en met hen bespreken. Zij hadden enkel spellingsfouten en geen grammaticale fouten gemaakt (die conclusie trokken zij overigens zelf en daar waren zij (terecht) trots op en blij mee). Tijdens het zevende lesuur, wanneer ook de minder ‘verre’ (qua niveau van Nederlands) leerlingen uit de groep erbij komen zitten, heb ik een groot deel aan hulp aan een van hen besteed. Hij moest in zinnen antwoord op vragen over uitgaan geven. Het werkwoord uitgaan kwam in elke zin voor; door enkele misverstandjes (van mijn kant) corrigeerde hij geregeld. In feite zei ik de antwoorden voor, maar daar had ik weinig op tegen, aangezien hij een laag niveau Nederlands had.

Ik heb na schooltijd een zakje M&M’s leeggegeten, omdat deze geruime tijd over datum waren en ik meende dat het weinig kwaad zou kunnen. Later op de avond voelde ik mij echter niet lekker (niet eens misselijk maar vreemd in mijn hoofd, lichte hoofdpijn) en heb ik één keer overgegeven. Dit moet het gevolg van die M&M’s zijn geweest. Hoewel ik mij niet lekker voelde en wilde gaan slapen, moest ik een taalspelletje voor de tweedejaars immersieleerlingen afmaken: afbeeldingen van groenten en fruit opzoeken en de letters van de benamingen husselen. Het kostte veel tijd (enkele uren) om vierentwintig afbeeldingen, verdeeld over drie bladzijden, te vinden en in een bestand te zetten. Gelukkig had ik een website voor husselen van de letters gevonden.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Dion

Op 8 oktober 2018 ben ik als taalassistent Nederlands bij een middelbare school in Edingen (Enghien in het Frans) aan de slag gegaan. Dit taalassistentschap duurt tot en met mei 2018. Ik woon in het kader van dit taalassistentschap in Edingen/Enghien. Via deze blog probeer ik een beeld van mijn leven en werk als taalassistentschap in Edingen te geven.

Actief sinds 09 Okt. 2018
Verslag gelezen: 236
Totaal aantal bezoekers 3557

Voorgaande reizen:

08 Oktober 2018 - 31 Mei 2019

Taalassistentschap in Edingen/Enghien, België

Landen bezocht: