Tiende reisverslag (23 april t/m 12 mei) - Reisverslag uit Enghien, België van Dion Looij - WaarBenJij.nu Tiende reisverslag (23 april t/m 12 mei) - Reisverslag uit Enghien, België van Dion Looij - WaarBenJij.nu

Tiende reisverslag (23 april t/m 12 mei)

Blijf op de hoogte en volg Dion

12 Mei 2019 | België, Enghien

Dit reisverslag plaats ik tegelijkertijd met het elfde reisverslag.

Tweede paasdag, maandag 22 april, ben ik met de trein naar Edingen teruggereisd; een rit die drie uur en een kwartier duurde. De reis verliep tamelijk goed, hoewel een tas wel erg zwaar was, waardoor ik moeizamer trappen opliep. Ik hoorde vlak voor aankomst van een bestemde trein dat het perronnummer was gewijzigd, waardoor ik van perron moest verande-ren. Onhandig en moeizaam liep ik de trap naar het juiste perron op; de treindeuren waren bijna allemaal gesloten, maar ik zag de conducteur staan, die mij de open deur voor zich wees. Ik was blij en erg vermoeid toen ik in de trein zat.

Op dinsdag 23 april stond ik om tien voor acht op. Ik was licht zenuwachtig, wat achteraf gezien wel terecht was. Ik wilde enige tijd vóór de pauze op de school zijn, aangezien ik moest printen. Ik kon op school vrij snel printen, maar ik zag op het printervenster dat het bedoelde bestand niet in PDF-formaat was opgeslagen, wat ik meteen heb gedaan. Hierdoor namen anderen echter de plek voor de printer in, waardoor ik alsnog pas even voor het einde van de pauze kon printen. Of ja, dat prin-ten lukte ook niet doordat het printermenu niet herkende en ik niet eruit kwam hoe ik meerdere af te drukken exemplaren moest invoeren. Ik liet de lerares met wie ik het vierde lesuur zou lesgeven, weten dat het mij niet lukte om te printen, wat haar verbaasde. Die verbazing was (wederom) terecht, bleek later.

Het derde lesuur werd besteed aan het voorbereiden van een mondelinge oefening omtrent het huren van een auto om twee dagen naar steden te kunnen rijden. Leerlingen vroegen wat bepaalde woorden uit de begelei-dende tekst betekenden of hoe je een bepaald woord of bepaalde woord-groep in het Nederlands zou vertalen. Ik kon een aantal woorden of woordgroepen niet vertalen: être en tort, bij een mogelijke botsing, werd voorlopig met ‘schuldig’ vertaald, maar mijn begeleidende lerares zocht het op en kwam met ‘aansprakelijk’. Een zin begon met ‘Het is voor [bepaald bedrag] € met 15 € …’ (in het Frans wordt het euroteken achter het bedrag geplaatst). Hier moest een vertaling van supplémentaire komen. Hoewel ik wist dat supplémentaire ‘aanvullend’, ‘extra’ betekent, kon ik geen goede voortzetting van de zin bedenken. De lerares zei ‘aan extra kosten’ (die vijftien euro betroffen het aanvullende tarief voor elk uur dat een wagen te lang werd gehuurd). Ook een Frans woord dat ‘eigen risico’ betekent, kende ik niet.

Na de les moest ik nog printen wat mij eerder niet was gelukt. Met hulp lukte het wel: het bleek dat ik de verkeerde functie had geselecteerd, namelijk een leesfunctie in plaats van de printfunctie. Ik kwam wel te laat in de les. Ik vroeg de klas of zij een goed weekend hadden gehad, waarna ik vragen rondom Koningsdag in Nederland stelde. Ik vermeldde dat koning Willem-Alexander op 30 april 2013 koning is geworden en dat Koningsdag daarvóór Koninginnedag heette. Ik deelde verder de opgave met de leden van het Koninklijk Huis van Nederland en dat van België uiten legde deze opgave uit. De bedoeling was op enkele vragen na voor bijna iedereen duidelijk: aan de hand van de beschrijvingen het nummer van elke be-schrijving bij het juiste koninklijk lid plaatsen. Toen ik wilde nakijken, kwam ik erachter dat de nummers van de bijbehorende beschrijvingen niet bij elk hokje met een lid uit een diagram overeenkwamen. Dit was natuurlijk niet de bedoeling, aangezien de nummers juist waren gekoppeld. Dat was balen en ik wist ook niet wat ik vervolgens kon doen. Op voorstel van de lerares liet ik de leerlingen een beschrijving beurtelings oplezen om na te gaan of zij woorden niet kenden. Onbekende woorden waren ‘voorgang-er’, ‘voormalige’ en ‘huidige’. ‘Kroonprinses’ was wel bekend. Ik gaf aan dat prins Bernhard nooit koning is geweest, gezien zijn Duitse afkomst. Ik vertelde ook dat koningin Máxima Argentijns is en dat zij wel koningin is geworden. Ik vertelde over het procedé dat een prins bij de troonsbestij-ging koning (en een prinses koningin) wordt en na aftreden weer prins wordt. De woorden procedé en ‘troonsbestijging’ bedenk ik pas bij dit schrijven. Na de les vond ik het nog steeds behoorlijk stom dat nummers van de beschrijvingen en van de betreffende hokjes dezelfde waren. In deze vorm kan ik de opgave absoluut niet aankomende donderdag gebrui-ken.

De twee volgende uren waren tussenuren, waarin ik de ‘koningshuisopga-ve’ aanpaste (verbeterde). Nipt voor het zevende lesuur printte ik deze uit. In het zevende uur werden klassikaal vragen aangaande een tekst over gezonde voeding nagekeken. Woorden die voorbijkwamen, waren ‘dierlijke producten’, ‘vetzuren’, ‘overgewicht’ en ‘hart- en vaatziektes’. Na de les vertelde de lerares dat leerlingen benieuwd waren naar de deelna-me van een familielid aan de Belgische versie van The Voice. Dat familielid staat vanavond als enige vrouw in de finale. Dat vond ik leuk om te horen.
In het achtste lesuur vroeg ik aan de vierdejaars immersieleerlingen welk feest aankomende zaterdag in Nederland wordt gevierd. Al snel kwam het juiste antwoord: Koningsdag; ook op de vraag wie jarig is, kwam al gauw: Willem-Alexander (een eerder antwoord was ‘Alexander’). Ik liet twee video’s zien: één met uitleg over de geschiedenis van Koningsdag en de invulling van die dag door de decennia heen en één video met een verslag van Koningsdag 2018 in Groningen. In de loop van deze tweede video stelde ik vragen. Vervolgens deelde ik de opgave omtrent de koninklijke huizen uit en vroeg ik klassikaal welke naam van een koninklijk lid bij een bepaalde foto hoorde. Dit verliep af en toe rumoerig, maar een aantal leerlingen deed gedreven mee (één en later twee in het bijzonder). De ‘cijferduo’s’ schreef ik op het bord; ik stond wel voor sommige leerlingen ervoor – dus in de weg. De opgave werd vlak voor het leseinde klaarge-maakt, waarna mij te binnen schoot dat ik nog instructies voor de presen-tatie van volgende week moest uitdelen. Dit deed ik, maar ik had geen tijd om deze instructies toe te lichten. De lerares wees mij erop dat ik een beoordelingsbestand zou moeten aanmaken, waarvoor ik op internet naar voorbeelden zou kunnen kijken. De les sloot ik ondanks het rumoer en de bijna vergeten instructie met een goed gevoel af.

Op woensdag 24 april was ik net op tijd naar de school gelopen, want ik kwam slechts minder dan vijf minuten voor aanvang van de les op de school aan. Tijdens het tweede lesuur moesten de leerlingen een opdracht van het gebruik van ‘aan het + infinitief’ maken. De opdracht bestond onder meer uit het kiezen van de juiste werkwoordconstructie: afhankelijk van het vervoegde werkwoord moest dit ‘aan het + hele werkwoord’ of ‘te + hele werkwoord’ zijn. Dus ‘zijn’ in het eerste geval, plaatsingswerkwoor-den (staan, zitten, liggen, hangen) in het tweede geval. Eén leerling stel-de mij meerdere vragen of de zinnen die hij had opgeschreven, goed waren. Enkele andere leerlingen vroegen ook om een controle, maar de ene leerling vroeg geregeld erom.

Voor het derde lesuur, na de pauze, gaf mijn begeleidende lerares aan dat zij een luistertoets zou geven en dat ik mocht weggaan. Ik zei dat ik dat zou doen. De toets was een fragment van een Belgisch voedingscentrum, over de voedingsdriehoek. Hierin staan gezonde en belangrijke voedings-middelen in een zogenoemde donkergroene zone, minder gezonde voe-dingsmiddelen in een lichtgroene zone en ongezonde voedingsmiddelen in een oranje zone. Een laatste categorie bevat te vermijden voedingsmid-delen, zoals frisdranken en snoep. De lerares liet stukjes horen, speelde deze herhaaldelijk af en gaf aan dat er maar enkele moeilijke woorden in voorkwamen. Zij keek de toetsen meteen na en gaf een score op een totaal van 30. De leerlingen die de toets het eerst inleverden, hadden de toets goed gemaakt. Degenen die de toets pas bij afloop van de les inle-verden, moesten op hun score wachten. De lerares vroeg mij of de toets wel moeilijk was; zij vond van niet en ik vond dat het wel ging, ook doordat zij stukjes had herhaald. Zij vertelde dat zij niet het filmpje wilde laten zien, aangezien het dan te gemakkelijk zou zijn geweest. Het filmpje bevat immers prenten en animaties van voedingsmiddelen (glazen water, thee en koffiebekers, voedingsgroepen).

Ik zag toen ik na afloop van de lessen naar de markt liep dat er kermisat-tracties en -wagens op het kerkplein, waar de markt is, stonden. De marktkramen stonden verderop, richting de achterkant van de kerk. Ik heb twee kleine volkorenbroden gekocht, die de verkoopster mij tegen de prijs van één groot volkorenbrood verkocht, omdat het de laatste volko-renbroden waren. De prijs lag wel behoorlijk lager daardoor.

Donderdag 25 april begon op de basisschool, waar de leerlingen twee bladzijdes uit een kinderboek gingen lezen. De juf vroeg mij om van de twee bladzijdes uit het boek vijf kopieën te maken. Ik drukte één enkelzij-dig vel af om na te gaan of ik het boek netjes op de scanplaat van de prin-ter had gelegd. Na een minieme verlegging van het boek, stelde ik de prin-ter op dubbelzijdig scannen en kopiëren in. De printer scande de bladzijde die ik op de plaat had gelegd, waarna ik het boek enigszins een kwartslag moest omvouwen om de bladzijde ernaast op de scanplaat te kunnen krij-gen en de dubbelzijdige kopie te laten maken. De bladzijdes waren echter niet ‘gekeerd’ (of gespiegeld) op beide zijdes afgedrukt, maar omgedraaid: het vel moest je verticaal omdraaien om de ommezijde juist te kunnen lezen, in plaats van horizontaal om te draaien.

Het verhaal ging over een leeuw die zodanig van zijn laatste hevige brul schrok dat hij nooit meer wilde brullen en zich dus afvroeg welk geluid hij dan zou moeten maken: piepen of brommen. Wanneer hij aan een muis zijn gepiep laat horen, is deze muis gepikeerd om het feit dat de leeuw ‘zijn’ geluidje maakt. De muis maakt een onaardige opmerking over het gepiep, waarvan de leeuw schrikt. De muis stelt de leeuw gerust door te liegen dat hij het gepiep mooi vindt. Vragen die leerlingen zoal moesten beantwoorden, waren welk dier wat heeft gezegd, welke twee dingen uit de tekst in het echt zouden kunnen gebeuren en welke twee dingen zijn verzonnen. Een meisje gaf in het Frans aan dat zij de tekst niet begreep, maar ik wist niet goed hoe ik ermee kon helpen. Ongeveer een kwartier voor het einde van de les moesten de leerlingen het opgavenblad inleveren, waarna zij een gedichtje voor Moederdag in het Nederlands moesten over-schrijven. Het lukte mij amper om blaadjes uit een schrift te scheuren, wat mij een klein beetje in verlegenheid bracht. Leerlingen wilden een eigen blaadje eruit scheuren. Vellen uit een groter schrift dat werd gebruikt nadat het kleinere schrift leeg was scheuren, ging veel gemakkelijker (plakstrook-je).

In de daaropvolgende tussenuren werkte ik de vragen omtrent Koningsdag verder uit. Ik kwam op acht vragen uit, waarvan er twee nagenoeg dezelf-de waren: ‘Wanneer wordt die feestdag {Koningsdag} gevierd (welke dag en maand)?’ en ‘ ‘Wanneer werd die feestdag {Koninginnedag} tot en met 2013 gevierd (welke dag en maand)?’ Voor het vijfde uur had ik –dinsdag-avond – een tekst over Koningsdag getypt, waarin ik bepaalde woorden wegliet (en boven de tekst weergaf). Toen ik naar het klaslokaal liep, zag ik leerlingen die waarschijnlijk les van mij hadden. Eén van hen zei dat de lerares er niet was; de les kwam dus te vervallen. Erg vind ik dat niet, en terug in de lerarenkamer luisterde ik naar een gesprek/dialoog tussen twee leraren, over de (politieke) identiteit van Wallonië en die van Vlaanderen die sterker zou zijn. Hoewel ik niet alles begreep, vond ik het wel interes-sant om naar te luisteren.

In de grote pauze liet ik aan de lerares van de immersieleerlingen van de eerste- en tweedejaars de vragen met betrekking tot Koningsdag zien. Zij vond de bewoording niet te moeilijk en vroeg of de video’s die ik zou laten zien, duidelijk te verstaan waren. Ze gaf als tip om alvorens de video’s te vertonen, de vragen met de leerlingen door te nemen om na te gaan of zij deze begrijpen.

Het zesde lesuur was het vaste tussenuur en hierin printte ik vlak voor het einde de vragen omtrent Koningsdag uit. Ik was nog aan het printen toen de bel ging; het papier was opgeraakt, waardoor ik naar het lokaal van de ICT-medewerkster moest lopen. De ‘lokalenadministratrice’ zei dat de ICT-medewerkster er niet was en bood aan om de deur te openen. Ik denk dat ik haar voortaan ‘mevrouw P’ ga noemen, aangezien ik ‘lokalenadministra-trice’ licht denigrerend vind.

In het zevende lesuur gaf de lerares aan dat zij geen inspiratie had. Ik kwam met een eenvoudig idee om de leerlingen met twee dobbelstenen kleuren en kledingstukken zinnen te laten maken: één dobbelsteen voor kleuren en één voor kledingstukken. Nadelen waren het moeten vaststellen (‘koppelen’) van een dobbelsteenoog aan een kleur of kledingstuk en dat het maximale aantal kleuren en kledingstukken slechts zes was. Zij kreeg het idee om een kaartspelletje met prenten uit de kast te halen (letterlijk): elk kaartje bevat prenten van kledingstukken ofwel huisraad/inboedel en leerlingen moesten gelijke prenten opmerken en benoemen. De leerlingen speelden dit spel in twee groepen. Een aantal leerlingen kwam later binnen en schopte de hele les herrie, wat hen gewoon is. De rondes verliepen snel en na meerdere rondes leken de leerlingen in ‘mijn’ groepje er de zin in te verliezen. Ik vroeg of zij een variatie op het spel kenden, waarmee één meisje kwam; dit werd vervolgens gespeeld. Tegen het einde van de les wisselden de twee groepjes van kaartensetje; de namen van het huisraad waren lastiger.

Het achtste lesuur met de eerstejaars immersieleerlingen ging ik het dus over Koningsdag hebben. Ik deelde de vragen uit, liep deze door (bij de derde vraag vroeg ik of er onduidelijke vragen waren) en lichtte vragen toe. Ik was blij dat de leerlingen vragen navroegen (haha, uitleg bij vragen vroegen), want ik kon daarmee moeilijkheden vinden en ophelderen. De video waarin het ontstaan en de invulling van Koningsdag (en Prinsesse- en Koninginnedag) werd uitgelegd, heb ik drie keer afgespeeld, omdat de leer-lingen niet erin slaagden om de antwoorden eruit te halen. De lerares waarschuwde dat de opgave voor een punt telde; ik ga deze dus nakijken. Na het inleveren van de vragen schreef ik op voorstel van de lerares de juiste antwoorden op het bord.

Na de les ging de lerares met een leerling in gesprek. Hieruit vernam ik dat deze leerling dyslexie heeft en het erg moeilijk hiermee heeft. Ik voelde me ongemakkelijk doordat ik aarzelde of ik zou moeten weggaan of kon blij-ven. Ik ben gebleven en sprak nog even met de lerares na, over de les en de belemmeringen en moeilijkheden van de leerling met dyslexie. Om bij-voorbeeld een groter vel bij examens te mogen krijgen, moet deze leerling een attest overhandigen, maar het huidige attest is verlopen/niet meer geldig. Wat een vervelende toestand.

Na het koningsdagweekend begon het tweede lesuur op maandag 29 april niet helemaal goed: ik was naar de tweede verdieping gelopen, waar ik bekende gezichten zag, maar nadat ik had gevraagd of de lerares er nog niet was, gaf een van de leerlingen – een leergierige – aan dat zij bij het lokaal voor de les Frans stonden. Ik bedacht mij dat ik naar de eerste ver-dieping moest gaan. Daar stond de helft die ik ging lesgeven, waarna we naar de derde verdieping zijn gelopen. De les verliep zeer stroef: bijna geen enkele leerling maakte de opgave van een gatentekst over de Koningsspelen en Koningsdag, die ik had geschreven. Al snel was niemand de opgave aan het maken en met smartphones bezig. Een van de leerling-en moest ik vaak manen om te gaan zitten, wat hij dan heel kort deed. Aangezien ik niet wist hoe ik de leerlingen aan het werk kon krijgen, liep ik maar wat rond; ik had geen goede aanpak om de telefoons in te nemen. Ik had een vermoeden waarom ik eerder die morgen ietwat zenuwachtig was: een onplezierige les. Ik zal in deze klas de volgende keer ook de mobiele telefoons innemen; ik zal een schoendoos meenemen.

Na de pauze had ik tussenuren. Er kwamen leerlingen, uit het vierde jaar, bij de deur van de lerarenkamer staan en toen ze mij zagen, gebaarden ze dat ik naar hen toe moest komen. Ik had geen idee waarom, maar ik liep naar hen toe. Ze deden hun best om mij in het Nederlands duidelijk te maken dat zij een taart (‘gâteau’) hadden gebakken, ter gelegenheid van de verjaardag van een van hen. Ze vroegen mij en twee andere leraren (een van hen was een van de leraressen Nederlands en de ander was een lerares Engels) om naar een lokaal te gaan om daar van de taart te eten en – zoals ik één keer eerder had meegemaakt – de verjaardag te vieren. In het lokaal feliciteerde ik de verkeerde (haha, ik had de namen van haar en de jarige tot voor kort verward), waarna ik mij verontschuldigde en als-nog (halfslachtig) de jarige feliciteerde. We aten van de taart; de taartaan-snijdster werd een beetje bespot om de ongelijke stukken taart die zij sneed. Het was een chocoladetaart die uit twee lagen bestond, met daar-tussen een laagje gesneden aardbeien en een puddingachtige substantie (‘substantie’ klinkt onaardig, maar dat is niet zo bedoeld). Er werd ook over de aankomende tentamens gepraat; toen het over spieken ging (een goeie vertaling van ‘tricher’, die de lerares op de vraag om een vertaling gaf), werd mij gevraagd of ik ooit had gespiekt. Ik ontkende, wel glimlachend, maar naar mijn idee wel serieus genoeg om niet op een leugen te worden betrapt (aangezien ik nooit heb gespiekt). Niet op school, zei ik wat ondoor-dacht, want waar anders leken zij te denken (en dacht ik ook). Aan het eind van het derde uur liet de lerares Nederlands mij weten dat zij met het vierde jaar les in een lokaal op de begane grond had. Ik kon haar echter niet meer vragen of ik het lesuur juist had begrepen.

Het vierde uur had ik een tussenuur. Ik ben voor de zekerheid in het vijfde uur naar het aangegeven lokaal gelopen, maar er kwam niemand, dus ik kon nog een tussenuur houden. Ik heb het blad van oud-Hollandse spelle-tjes doorgelezen en gecheckt of ik alle woorden die in de gatentekst moes-ten komen, in de tabel boven de tekst stonden. Die bleken er allemaal in te staan, maar ik bleek voorstel in plaats van voorste in de tabel te hebben gezet. Ik ben blij dat ik dat foutje heb opgemerkt.

Na de grote pauze liep ik naar de buitendeur om de vierdejaars leerlingen te zoeken, maar ik bedacht me dat het slimmer zou zijn om de lerares te zoeken. Ik liep terug en zag haar staan. Nadat iedereen in het lokaal was, begon de lerares een opdracht van vertalingen na te kijken van zinnen in verband met ziek zijn. De eerste zin was j’ai chaud, waarvan de eerste ver-taalpoging ‘Ik heb warm’ was. Andere woord(groep)en waren, enrhumé, ‘verkouden’, j’ai un nez coulant ‘ik heb een loopneus’, moucher, ‘niezen’, piqure d’un insect, ‘insectenbeet’ en mon nez saigne, ‘mijn neus bloed’ ‘een bloedneus’. Vervolgens moesten de leerlingen een gesprekje tussen een dokter en patiënt (iemand die op consult komt) voorbereiden. Daarbij vroeg een tweetal hoe je mon enfant est tombé du banc moest vertalen: ‘mijn kind is van de bank gevallen’. Hierbij kwam even later het verzoek om ‘mijn kind heeft een insectenbeet’ in de zin te verwerken, met gebruik van en tombant, wat bij benadering doorgaans een constructie met ‘door te + werkwoord’ of ‘terwijl [onderwerp] + finiet werkwoord’ oplevert. Dat paste hier echter niet. De lerares vroeg mij ook wat de vertaling van een woord dat ik niet goed verstond, was. Ik begreep eruit dat zij wellicht het woord voor het Engelse ‘concussion’ zou bedoelen: ‘hersenschudding’. Ik schreef ‘hersenschudding’ op het bord. Na de les vroeg ik het Franse woord na: commotion cérébale. Ze vroeg mij ook of er een woord bestaat voor wat je op een blauwe plek doet. Ik dacht aan een ‘compres’, of hoe zo’n blauwe-vloeistofhoudende zak heet; ik had in mijn hoofd ‘om de plek te koelen’, maar dat is natuurlijk bij brandplekken. De lerares zocht het op en vond ‘zelf’, de vertaling van pommade. Een ander woord was plâtre, dat ‘gips’ is. Aan het eind van de les vroeg de lerares of ik morgen het derde uur les had, zodat ik haar zou kunnen helpen bij het luisteren naar de voorbereide gesprekjes.

Na afloop bleef ik en wachtte de lerares op twee minder begaafde leerling-en, van wie maar één kwam opdagen. De vijfde- en zesdejaars zijn naar Londen. De leerling kreeg één-op-één les met de lerares: de persoonlijke voornaamwoorden, ‘hun-vormen’ als complement (‘mij’, ‘hem’, ‘hen’ enzo-voorts) en het gebruik van ‘er’ in de verwijzing naar het complement in de zin: ‘er + voorzetsel’. Van dit laatste werd ook het uiteenplaatsen in een zin met nog een complement (in zekere zin een bijwoord zoals ‘vaak’) behan-deld. De uitzondering ‘ernaartoe’ kwam ook aan de orde.

Die avond kwam een man van een energieleverancier aan de deur. Hoewel ik aanvankelijk meende dat hij de meterstanden kwam opmeten, bleek hij dus van een energieleverancier te zijn en mensen over een promotieactie op de hoogte te brengen. Hij gaf aan dat de prijs die die leverancier reken-de, lager dan die van andere leveranciers lag. Hij vroeg hoeveel ik momen-teel aan gas en elektriciteit per maand kwijt ben. Ik zocht facturen, maar ik vond enkel een brief van dat energiebedrijf (dus niet mijn huidige), die aan de nieuwe bewoner (ik) van het appartement was geadresseerd. Nadat hij had gevraagd of ik interesse had en of hij mocht binnenkomen, voerde hij binnen berekeningen uit, ook op basis van een factuur die ik op mijn laptop vond. Hoewel ik had aangegeven maar tot en met mei hier te wonen, was dat volgens hem geen probleem. Het geschatte maandbedrag zou aanzien-lijk lager dan het huidige bedrag zijn. Ik zegde een overstap toe, waarna hij gegevens invulde (geen rekeningnummer, wat niet nodig was aangezien de rekeningen handmatig online worden betaald). Ik zou kunnen bellen om op te zeggen en te laten weten dat ik zal gaan verhuizen. Ikzelf zal er – zeker achteraf erover te hebben nagedacht – niets aan hebben, aan een andere energie- en gasleverancier.

Op dinsdag 30 april assisteerde ik dus tijdens het derde lesuur in plaats van het zevende lesuur. Na een voorbereiding van zo’n tien minuten van het gesprekje, luisterden de lerares en ik afzonderlijk naar de gesprekjes van de tweetallen. Ik kreeg enkele ‘toegewezen’, bij andere tweetallen voegde ik me zelf toe (hier zou ‘mezelf’ ook kunnen, maar dan heeft het meer de betekenis van ‘mij als persoon’, niet dat ik ‘uit mezelf me erbij voegde’). Ik verbeterde foutjes, zoals ‘zich voelt’ waarin ‘zich’ ontbrak, ‘kinderen’ dat ‘kind’ moest zijn, ‘het’ in plaats van ‘de’ bij ‘geneesmiddel’, en een andere uitspraak van de ‘g’ (niet de ‘g’ zoals in ‘Google’, maar de ‘Nederlandsere’ ‘g’. De gesprekjes verliepen wel goed, maar dat kwam ook doordat zij deze schriftelijk hadden kunnen voorbereiden. Het was wel de bedoeling ge-weest dat ik de fouten met de leerlingen zou bespreken zodat zij deze de volgende keer niet meer zouden/zullen maken.

Nadat ik in het vierde lesuur het lokaal was binnengelopen, zag ik de laptop van de lerares op een apart tafeltje bij het schoolbord staan en vooronder-stelde ik juist dat ze een film aan het kijken waren. De lerares vroeg of mij dat stoorde, maar ik vond het prima. De leerlingen moeten vrijdag een pre-sentatie houden, dus een film leek de lerares wel prettig voor hen. De film, getiteld BenX, gaat over een (zwaar) autistische scholier, Ben, die veel gamet, vermoedelijk om de werkelijkheid te ontvluchten, wordt getreiterd. Hij krijgt een videoboodschap van een onbekend meisje dat hem via het spel dat hij heel veel speelt, kent. Zij zegt dat je net zoals in het spel een ‘healer’ nodig hebt om te overleven en dat zij zijn ‘healer’ is. Zij zal de vol-gende dag naar zijn woonplaats komen om hem te ontmoeten. Diezelfde dag van de videoboodschap wordt Ben door twee jongens naar het park meegenomen en wordt hij door hen op een bankje vastgehouden. Tegen-stribbelingen worden vergeld, Ben zijn horloge wordt van zijn pols afgeno-men, en wanneer Ben zijn moeder probeert te bellen, wordt zijn telefoon afgepakt en wordt hij om het oude model bespot. Ben barst in woede uit en bedreigt de twee jongens met wat een klein kruisboogje met een mesje/bajonet lijkt. De jongens schrikken, maar weten Ben te overmeeste-ren en dwingen hem om een ‘magisch pilletje’ door te slikken. Daarna gaan ze ervandoor, geven ze zijn horloge smalend terug en Ben staat beduusd op en beeldt zich in dat het meisje uit de videoboodschap in het park staat. Zijn ongeruste moeder vindt hem; Ben is op een vreemde manier opge-wekt; hij zegt dat het goed met hem gaat, wat mensen hem vaak vragen. Hij besluit naar de afgesproken plek te gaan, maar omdat hij geen telefoon meer heeft, kan het meisje hem niet bereiken en loopt hij haar mis. Hij stapt moedig een trein in en gaat naast het meisje zitten. Zij herkent hem niet en hij durft niets te zeggen. Wanneer hij de trein uitstapt, dreigt hij voor een trein te springen. Het meisje houdt hem tegen en zij worden goede vrienden. Het wordt duidelijk dat Ben geregeld met de gedachte om zelfmoord te plegen, speelt. Wat volgt, is een plotwending op het einde van de film.

Het lukte niet om de film in het vierde lesuur af te kijken, dus bleven we deze in het vijfde lesuur afkijken. Tussen de twee uren zag ik de lerares die aan de vierdejaars immersieklas lesgeeft en ik vroeg haar of zij het evaluatieformulier van de presentatie van het achtste lesuur had ont-vangen. Kennelijk niet, wat mij verraste en ik stelde haar voor om een af-gedrukte versie te geven. Deze keek zij na en ze gaf mij in het vijfde lesuur aan wat zij van de evaluatie-elementen vond: mijn laaggeplaatste ‘inhoud en toekomstideeën’ vond zij belangrijker en ‘zich aan instructies houden’ was minder van belang.

Dat formulier heb ik in het begin van de grote pauze en na de grote pauze aangepast, wat ingewikkeld was. Doordat ik van drie van de negen elemen-ten het aantal niveaus van 5 tot 3 terugbracht, was ik van plan om de totaalscore erop aan te passen, maar die poging staakte ik doordat ik geen goede verhouding kon voortbrengen. Het zevende lesuur was ook een tussenuur.

Toen ik het achtste uur begon, liep ik naar de tweede verdieping, naar lokaal 206. Een zesdejaars leerling vroeg mij waar ik heen ging, waarop ik me omdraaide en besefte dat ik op de verkeerde verdieping was. Ik vertel-de dat ik eigenlijk op de eerste verdieping moest zijn en dat ik mij had ver-gist. Lachend liepen we beiden in tegengestelde richting. De vierdejaars immersieleerlingen waren nog met een opdracht bezig. De presentaties begonnen korte tijd later, maar niemand wilde als eerste presenteren en ik had niemand als ‘kandidaat’ op het oog. Na even te hebben rondgekeken en nagevraagd, wees de lerares één jongen aan, met als reden dat hij meermalen de klas was uitgezet. Na elke presentatie vulde ik vlug het evaluatieformulier in; ik gaf enkele leerlingen een complimentje. Bij één presentatie had ik vragen, maar ik heb deze niet gesteld, omdat ik dit ook niet bij andere had gedaan. Beoordelen blijft ook gevoelswerk en ik neig ernaar om niet ongunstig of niet vaak onder de drie op een vijfpuntschaal te becijferen (de weging hangt van het element af). In de les hebben vijf leerlingen gepresenteerd, wat wel betekend dat er nog zes aan de beurt moeten komen. Twee haalden de eis van vijf minuten presenteren (wat toch lang is, zo te merken). Na de les gaf de lerares aan dat ik niet bij iedereen had gezegd wat ik van de presentatie vond.

Na drie vrije dagen, waarin ik weinig anders heb gedaan dan materiaal voor de derdejaars op maandag 6 mei (vandaag op het moment van schrij-ven) te maken: over de eerste bevrijdingen in België en de bevrijding van Zuid-Limburg en verder over de Bevrijdingsfestivals en de Ambassadeurs van de Vrijheid (dit jaar waren dat Kraantje Pappie, Maan en Sam Feldt).
Op zaterdag 4 mei ben ik met Eva, Bram, Inge, Kevin, Ilse, Thorstin naar het dierenpark geweest. Ter gelegenheid van Kevins verjaardag hadden we voor hem geheim gehouden dat hij naar het dierenpark zou meegaan. Eline, een goede vriendin van Brenda, en op het laatste moment ook haar man Wesley, gingen ook mee. Eline en Wesley waren al een aantal keren naar dit dierenpark geweest (dat de mooie, maar kennelijk voor mij lastig te onthouden naam Pairi Daiza heet. Ik merkte ook pas bij het horen van de naam op dat het bijna zoals ‘paradise’ klinkt). Eline kon ons vertellen waar welke dieren verbleven en waar ook bijzondere en mooie bezichtigingen waren. Het eerste gedeelte dat we bezochten, was een overdekt oerwoud, waar vogels vrij rondvlogen, pauwen rondliepen (die zo nu en dan door kinderen ‘opgejaagd’ werden)en heel veel planten en bloemen te zien waren. Hier bleven wij enige tijd rondlopen (kennelijk te lang om nog het gehele, uitgestrekte park te kunnen bezichtigingen). We werden ‘gedwong-en’ om wat langer daar te blijven toen het hard begon te regenen.

We hebben van alles gezien: olifanten, giraffen, een gorilla, witte tijgers, panda’s, stokstaartjes, orang-oetans (lastig om te spellen, haha), die in een marmeren paleis verbleven en jachtluipaarden. We bleven naar een olifantshow kijken, waarin één olifant trucjes uitvoerde en het publiek mocht de olifant aaien en een wortel voeren. De panda’s waren geinig om te zien: bamboestokken verorberen en zodra de ene stok was verorberd, grepen ze een volgende stok. Als een stok een meter verderop lag, liep een panda erheen en nam op die plek plaats om de stok op te eten. Tegen de avond liepen we langs een knus hokje waar ringstaartmaki’s zaten. Deze ringstaartmaki’s liepen vrij rond en sprongen zomaar op bezoekers. Zo ook op (bijna) iedereen van onze groep. Het dierenpark is zeer indrukwekkend en is meer ‘waard’ dan de benaming ‘dierentuin’. We hebben ’s avonds met z’n allen in een frituur-restaurant in Edingen gegeten.

Maandagmorgen was ik later dan gegokt naar school gelopen. Daar moest ik zeker een kwartier tot twintig minuten op mijn beurt om te printen, wachten. Toen ik aan de beurt was, zag ik tot mijn teleurstelling (het was haast ontzetting) dat ik het document van de bevrijdingen en Bevrijdings-festivals niet in PDF-formaat had omgezet. Ik deed dit alsnog, maar het was vruchteloos: de bel ging, waardoor ik dus zonder materiaal de les in-ging. Ik had mijn laptop en een schoenendoos meegenomen, maar met de laptop heb ik uiteindelijk niets gedaan. Aan het begin van de les zette ik de leerlingen ertoe aan om hun mobiele telefoon in te leveren; op twee na gaven zij aan dat zij geen mobiele telefoon bij zich hadden. De les verliep zoals gewoonlijk stroef: veel gepraat, nagenoeg niemand lette op (één jongen toonde inspanning door antwoorden te suggereren, maar ver kwam hij niet). Ik had het trouwens over vier en vijf mei en vroeg de leerlingen wat deze dagen in Nederland betekenen. Zowel Dodenherdenking als Bevrijdingsdag zei de leerlingen niets. Een hinder was dat er maar één klein krijtje bij het bord lag, dat aan het eind van de les helemaal ‘opgekrijt’ was (ik kon de laatste vijf tot tien minuten niets opschrijven, aangezien ik geen krijtje meer had. Na de les begroette een leraar, die aan de klas aan de andere kant van de gang had lesgegeven, me en ik zei dat er geen krijtjes meer in het lokaal waren. Ik gebruikte ‘crayons’, waarop de leraar ‘craies’ zei. Ik kon deze bij de mevrouw van de ICT-ruimte halen. Hier wordt ook printpapier gehaald. Goed om te onthouden!

De tussenuren heb ik aan de vijf evaluatieformulieren van de presentatie van afgelopen dinsdag besteed. Ik moest overwegen en overdenken om beoordelingspunten bij elementen te wijzigen (wat wel gelijk aan ‘verlagen’ staat). Ik heb deze beoordelingen in Excel-bestanden gemaakt (oor-spronkelijk document op een andere naam opslaan). Ik heb overigens mijn laptop en de schoenendoos na de eerste les (tweede lesuur) naar mijn ap-partement teruggebracht.

Na de grote pauze begon het zesde lesuur, met een vijfdejaars klas. Zij kregen instructies en informatie over aanstaande luisteroefeningen en mondelingen. De lerares drukte hen op het hart om een woordenboek niet te vergeten. Vervolgens werd één overgebleven vertaalzin nagekeken en moesten de leerlingen een lange tekst in het Nederlands lezen en hierbij vragen beantwoorden. Deze tekst ging over de voor kleine kinderen moge-lijk schadelijke beelden op tv.

De daaropvolgende les, ook met de vijfdejaars, gingen de leerlingen verder met de tekst en de vragen. Een jongen merkte op dat het Nederlands veel onomatopeeën kent, waarop ik hem vroeg hoe hij daarop kwam: het woord ‘klap’ geeft het geluid weer dat het, een klap, maakt. Ik antwoordde daarop dat ik het woord ‘roucouler’ had geleerd. Deze opmerking had een zeer kortstondige opleving van ‘gekoer’ tot gevolg, wat niet mijn bedoeling was.

Het achtste lesuur, dat ik vandaag bijwoonde, was met de vierdejaars klas die ik op dinsdag zie. De lerares vond het goed dat ik bleef; ik kon rondlo-pen, leerlingen erop wijzen dat ze moeten werken, terwijl de lerares met tweetallen een mondeling afnam. Ik liep rond en de lerares wees mij erop dat de leerlingen daadwerkelijk moesten werken en ik hen dus daarop moest aanspreken. Dat lukte redelijk; leerlingen die nog het mondeling moesten doen, konden zich nog voorbereiden, andere moesten opdrachten rondom de directe en indirecte rede maken. Na de les vertelde de lerares dat het een respectvolle klas is, wat ik beaamde. Ze vertelde dat zij liever deze klas op het achtste uur lesgaf dan de zesdejaars die zij op vrijdag op het achtste lesuur lesgeeft. Die klas is vervelend en luistert slecht en er wordt gespiekt. Ondertussen liepen zij en ik naar buiten, waar zij vertelde dat zij in die klas zelfs een keer een pen naar zich toe had gegooid gekre-gen. Ze gaf toe dat ze zelfs een keer na een les thuis had gehuild. Beide voorvallen zijn heftig om te horen. Na een stukje te hebben gelopen, zeiden we elkaar gedag.

Op dinsdag 7 mei assisteerde ik sinds lange tijd de juf in de zesdejaars klas. Vier of vijf kinderen moesten hun boekpresentatie nog geven. Ze waren allemaal zeer kort van stof, waardoor de juf meer vragen stelde. Na de boekbesprekingen kregen de kinderen de opdracht om te voorspellen waarover een tekst met de twee alineatitels ‘Water uit de kraan’ en ‘Drink-water’ zouden gaan. Een groepje van zeven kinderen ging met mij naar de boekenruimte mee om deze opdracht te maken. De kinderen waren lastig te porren om te laten zeggen en schrijven wat hun gedachte over de in-houd van de tekst was. De suggestie die ik gaf, werd door de meesten overgenomen. Dit was eigenlijk niet de bedoeling aangezien de juf er een punt op zou geven. Andere vragen gingen op de inhoud van de tekst in en waren meerkeuze. Ik probeerde de kinderen zelf de antwoorden te laten geven, zonder het juiste antwoord weg te geven. Met enige moeite hield ik de juiste antwoorden voor me. Terwijl ik rondvroeg of iedereen de vragen had ingevuld, begon een meisje te huilen, waarvan ik wat schrok. Ik kwam in een woordenwisseling met een ander meisje, dat naar mijn mening te streng op het huilen reageerde (streng is niet het juiste woord; te ondoor-dacht is wellicht beter). Zij meende dat ik haar berispte omdat zij het meis-je aan het huilen zou hebben gemaakt, maar dat was de reden. Na de les gaf de juf aan dat er aankomende donderdag ook boekpresentaties zouden worden gegeven, deze keer met de vijfdejaars. Ik mocht komen, maar ik zou weinig doen. Ik zegde toe te zullen komen.

Toen ik het middelbareschoolgebouw binnenliep, begon het derde lesuur bijna. Ik liep heel kort de lerarenkamer binnen, om vervolgens naar buiten te lopen om de zesdejaars te zoeken. Ik ging bij hen staan en wachtte op mijn begeleidende lerares. De leerlingen liepen met een andere lerares naar binnen, een leerling vroeg mij wat ik deze les ging doen en bij het naar binnen lopen vroeg zij of ik vandaag geen les kon geven. Ik antwoord-de dat ik daarvoor niet gediplomeerd ben. Bij het trappenportaal kwam ik twee zesdejaars tegemoet, die mij vertelden dat er vandaag geen les was, omdat de lerares ‘en formation’ was (ik denk dat ‘bijscholing’ een goede vertaling is). Ik had dus een tussenuur. Hierin heb ik de presentatie-evaluaties van de vorige week in Excel ingevoerd.

De lerares van de tweedejaars immersieklas had mij ingeseind dat zij in een ander lokaal zouden zitten, waar zij in het derde lesuur met presenta-ties zouden beginnen, die wellicht zouden uitlopen. Deze liepen inderdaad uit en ik ging op een stoel zitten; de leerlingen gaven presentaties over wilde dieren (orka’s, de ijsbeer, de bonobo en verschillende soorten zee-schildpadden (er bestaan er kennelijk zeven)). Ongeveer halverwege kon ik mijn les aanvangen. Ik verwees naar twee weken geleden terug, hoewel ik mij vergiste door te vragen of ik hun video’s omtrent Koningsdag had laten zien. Ik had hun een opdracht met een stamboom van de twee Koninklijke families gegeven. Ik deelde de vellen omtrent Oud-Hollandse spelletjes uit en hoewel ik aangaf dat we het beste op pagina drie konden beginnen, merkte ik dat een aantal leerlingen op pagina één was begonnen. Het invullen van de open woordplekken in de beschrijvingen van de Oud-Hollandse spelletjes bleek lastig en het waren drie leerlingen die na enige tijd bijna telkens antwoord gaven wanneer ik een beschrijving besprak. Het lukte om zeven van de negen beschrijvingen te bespreken. Na de les adviseerde de lerares om bij een dergelijke opdracht leerlingen de beurt te geven, zodat zij zich beter zouden inzetten, aangezien vandaag dezelfde leerlingen antwoorden gaven.

Het vijfde en zesde uur waren tussenuren. Voor het zevende lesuur liep ik naar het lokaal waar de vierdejaars klas les had. De lerares was aanwezig en bezig om stroken papier opzij te schuiven. Zij zei dat zij Time’s Up had gespeeld om op een leuke en goede manier woordenschat te oefenen. Leerlingen zouden in mijn ogen ook meer gemotiveerd zijn. Tijdens de les maakten leerlingen een opgave over woorden voor hulpdiensten en noodsi-tuaties in het Nederlands (brandweer, ongeval, moord, hulpdienst). Hierna kregen de leerlingen een luisteropgave, waarvan de opname één keer on-onderbroken en één keer onderbroken werd afgespeeld. In deze opname was een noodoproep (een van de woorden uit de voorgaande opgave) bij een geval van een bewusteloze tiener op straat te horen. Het noodnummer 112 kwam aan bod, die in het Frans ‘cent douze’ wordt genoemd en werd als ‘honderdtwaalf’ vertaald. Ik gaf aan dat ‘112’ in Nederland als ‘één-één-twee’ wordt uitgesproken. De bijbehorende vragen werden klassikaal ge-maakt. De laatste opgave was een mondelinge opdracht rondom een zelf-bedachte noodoproep.

In het achtste lesuur beet één leerlinge uit zichzelf het spits af met de presentaties. De laatste presentatie ging niet door doordat een leerling zijn presentatie niet bij zich had. De lerares gaf aan dat de punten die zij had gegeven en de mijne zouden worden gebruikt om tot een gemiddeld punt te komen. Ze zei dat er geen hoog punt op een bepaald element kon wor-den gegeven als er spelfouten in de dia’s stonden (wat bij een aantal pre-sentaties het geval was), en dat een bepaalde (lacherige) houding ook geen hoog punt kon opleveren. Verder noemde de lerares het vergeten/ ontbreken van werkwoorden aan het zinseinde als beneden niveau voor bovenbouwleerlingen. Na de les deelde ze mij mede dat zij sommige leer-lingen slechtere scores had toegekend dan ik had gedaan. Zij gaf voorbeel-den en zei dat sommigen door een gemiddelde niet op de presentatie zou-den ‘buizen’, oftewel ‘zakken’. De vierdejaars immersieleerlingen dienen een aanzienlijk hoog niveau van Nederlands te hebben en daarvan geven sommige leerlingen geen blijk.

Op woensdag 8 mei wekte de wekker mij, maar ik stond niet meteen op. Om te voorkomen dat ik in slaap zou vallen, wiegelde ik een beetje maar ik viel evengoed in slaap. Gelukkig werd ik om 8.15 uur wakker, dus ik had nog tijd om mij aan te kleden, te ontbijten en nog wat eten in mijn tas te steken. Ik kwam tussen 9 uur en 9.05 uur op school aan. Bij het lokaal aan-gekomen, zag ik door het kozijnvenster naast de dichte deur dat er licht binnen brandde en er mensen binnen waren. Er kwamen leerlingen naar buiten die ik niet kende, dus ik was blij dat ik niet op de deur had geklopt. Ik dacht namelijk dat ik wellicht te laat was (terwijl ik toch na het rinkelen van de bel naar boven was gelopen). De les werd geheel aan de toelichting en uiteenzetting van de examenstof besteed: welke hoofdstukken moesten worden bestudeerd (van welke hoofdstukken de ‘groene pagina’s’, met een samenvatting van de lesstof, moesten worden bestudeerd). Aan het einde van de les gebaarde een leerling om naar hem toe te komen. Hij vroeg mij of ik hem wilde helpen door van een component van de examenstof de woorden en constructies te vermelden en daarbij voorbeeldzinnen te be-denken. Hij had mij enkele weken geleden ook om hulp gevraagd en van-daag gaf hij concreet aan waarmee ik hem zou kunnen helpen. Ik heb hem beloofd dat ik dat zou gaan doen en we kwamen overeen dat ik hem die woorden, constructies en voorbeeldzinnen op maandag zou geven.

Aangezien de begeleidende lerares (ik zal haar toch maar eens bij haar naam noemen: mevrouw L, haha) weg was, doofde ik de lampen en sloot ik de lokaaldeur af. Tijdens de pauze kwam mevrouw L mij zeggen dat haar sleutels nog in het lokaal lagen; geen ongerustheid aangezien ze wist dat ik de deur had afgesloten. Tijdens het derde lesuur kregen de leerling-en ook dezelfde uiteenzetting en toelichting van de examenstof. Wat ik nog niet heb verteld, is dat de leerlingen van beide klassen zich voor een mon-deling tijdens de examenperiode moesten inschrijven. De lerares vertelde dat zij niet zeker weet of zij volgend jaar op de school in Edingen zal terug-komen. Zij heeft op vier scholen gesolliciteerd, waaronder die in Edingen en twee in Doornik. Zij zal te horen krijgen waar zij zal worden aangesteld en of zij dus zal worden overgeplaatst. Terwijl zij en ik buiten liepen, zei ze dat ze benieuwd was of zij volgend jaar naar de school in Edingen zal terugkomen. Ze had mij ook gevraagd tot wanneer ik in Edingen zal blijven. Ik antwoordde dat ik op Hemelvaartsdag zal verhuizen.

Toen ik op 9 mei ’s morgens op het basisschoolplein aankwam, werd ik door een klein aantal leerlingen begroet. Een van hen begroet mij regelma-tig, waarbij ze altijd moet lachen. Ze vertelde dat haar grootouders in Ne-derland wonen. Op mijn vraag of zij Nederlands met hen spreekt, ant-woordde ze bevestigend.

Zoals de juf dinsdag had gezegd, hielden de vijfdeklassers een spreekbeurt (‘exposé’). We zaten hiervoor in een andere klas, waar een projector en een projectorscherm hangen. De spreekbeurten hadden een zelfgekozen land als thema. De landen die aan bod kwamen, waren India, Australië, Egypte, Noord-Amerika en specifieker de Verenigde Staten, Japan en de Democratische Republiek Congo, waar de jongen die de spreekbeurt hield, vandaan komt. De spreekbeurten werden verschillend ingevuld. Zo liet de jongen die over India vertelde, geurstokjes, die op stokjes vuurwerksterre-tjes leken, rondgaan. Het meisje dat over Egypte vertelde deelde strookjes met daarop de namen van haar klasgenoten in hiëroglyfenschrift uit. De jongen die over Japan vertelde, liet een sushi-bestekset (stokjes, een lepel en een vork) rondgaan. Hij demonstreerde ook een vechtsport, waarbij hij met een zwaardvormige stok verticale slagen maakte. Zijn spreekbeurt-maat/-makker zette hiervoor een beschermmasker op. Ik vond het leuk om te aanschouwen, om de spreekbeurten te zien. De juf gaf na de les aan dat ik de volgende week geen klas hoef bij te staan, aangezien donderdag een sportdag is. De eerstvolgende les is dinsdag 21 mei.

In de tussenuren werkte ik aan een bestand met kaartjes waarop zinnen staan. In deze zinnen staat een onderwerp (ik, wij, zij of een zelfstandig naamwoord) en tussen haakjes staan een heel werkwoord, met daarachter o.t.t. of v.t.t. (onvoltooid tegenwoordige of voltooid tegenwoordige tijd). De bedoeling was dat de tweedejaars leerlingen het werkwoord juist vervoe-gen en de zin correct zeggen wanneer zij aan de beurt zijn. Een ander bestand is een vel bedekt met tabelhokjes. Dit bestand en het bestand met zinnen zijn deel van het spel. In dit verzonnen spel moeten leerlingen zo-veel mogelijk hokjes in hun kleur doen veranderen door met een pion op een hokje te gaan staan en een willekeurige zin op een kaartje juist te zeggen. Bij een goed antwoord wordt een hokje deels ingekleurd en is dit hokje van die leerling. Andere leerlingen kunnen ingekleurd hokje verove-ren door met hun pion erop te komen en een zin op een kaartje juist te zeggen. Ik was bezig om zinnetjes te bedenken. Ik heb er in totaal 48 zin-netjes bedacht, in de vorm van [onderwerp (persoonlijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord), eventueel bijwoord van tijd, (hele werkwoord, o.t.t./v.t.t., lijdend voorwerp+ eventueel voorzetselvoorwerp)].

Aan het begin van het vijfde uur stond ik voor het lokaal, waar de klas die het vierde uur er les had, uitkwam. De lerares kwam er even later aan. Twee leerlingen liepen naar binnen. De lerares zei dat er maar drie leer-lingen waren, want de anderen waren op schoolreis. Ze liet de keus aan mij over of ik zou blijven of weggaan. Ik besloot om te blijven. De leerling-en hadden snoep en frisdrank meegenomen en praatten over series. Op een zeker moment, gingen ze galgje spelen. Tegen het eind van het lesuur zei één van hen dat ik aan de beurt was om een woord te bedenken. Ik had gezien dat zij in een eentalig Frans woordenboek hadden gekeken en ik zocht ook naar een woord erin. Ik zocht het woord ‘civilisation’ uit. Nadat de letter ‘i’ was geraden, meende ik dat zij het woord zouden gaan raden. Dit bleek echter niet het geval: het poppetje aan de galg was afgetekend, en zelfs met meer gokken van letters lukte het hen niet om ‘civilisation’ te raden. Ik had een kleine vrees dat ik een letter onterecht had afgekeurd, maar ik had alle genoemde letters terecht in het woord of terzijde ge-plaatst. De les was afgelopen, waarbij de leerlingen nog enkele onjuiste woorden gokten en ik hun het doelwoord vertelde en op het bord schreef.

In de pauze merkte ik op dat de lerares die ik in een tweedejaars klas as-sisteer, er niet was. Na de pauze keek ik op de mededelingenmonitor om te zien of zij afwezig was en ik zag haar naam inderdaad op de monitor onder het katern ‘Professeurs absent(e)s’ staan. Aangezien de lerares van de eerstejaars immersieleerlingen op (school)reisje was, ben ik naar mijn ap-partement gelopen. Ik was dus erg vroeg klaar (het zal rond kwart voor twee zijn geweest).

In mijn appartement smeerde ik broodjes voor onderweg, pakte ik een rugzak in, maar vrijwel direct nadat ik een fles in de zak had gestoken, voelde ik nattigheid (letterlijk) en kiepte ik uit schrik en kwaadheid de zak om, in de hoop dat geen van de boekjes en andere papieren nat zou zijn geworden. Op enkele spatten na waren mijn agenda en notitieboekje en -blok droog, maar een maandblad was behoorlijk gehavend en ik heb dit dan ook op het wasrek te drogen gelegd: met de eerste paar bladzijdes open en afzonderlijk omlaag tussen de spijlen/draden van het wasrek. Er lag wat water op de vloer; zoals getypt/gezegd, was ik kwaad, aangezien ik de eerstvolgende trein wilde halen. Uiteindelijk was ik te laat om deze eerstvolgende trein te halen en besloot ik om nog even mijn laptop aan te zetten.

In de trein naar Brussel-Zuid zat een groep kinderen, waarvan drie tegen-over mij zaten. Zij speelden eerst het spel waarbij je om beurten alle voor-gaand opgenoemde voorwerpen moet opnoemen en daarna een voorwerp aan het rijtje moet toevoegen. Al snel stapten ze over op het spel waarbij je zoveel mogelijk landen die met een bepaalde letter beginnen, moet op-noemen. Op een zeker moment gaf een man mij een papiertje, waarop een smeekbede van een vluchteling tot financiële bijdrage stond, in het Frans en in het Nederlands op de ommezijde. Deze man deelde deze papiertjes in de coupé uit. Er kwamen twee medewerkers van de Securail de coupé binnengelopen. Een van hen nam het papiertje af waarbij hij vroeg of dit ‘van hem’ was, verwijzend naar de man. Toen een van de drie kinderen tegenover mij vroeg was er gaande was, antwoordde een van de twee medewerkers dat het verboden is om dergelijke bedelbriefjes in een trein uit te delen. Toen we bijna in Brussel-Zuid aankwamen, vroeg datzelf-de meisje in het Frans of het goed met mij ging, waarop ik ‘ça va’ ant-woordde. Zij vroeg meteen of ik Frans sprak. Mijn antwoord was dat ik Nederlands ben maar dat ik het kan spreken. Bij het uitstappen liet ik de drie kinderen voorgaan, waarna een andere jongen mij liet voorgaan. Die-zelfde jongen kwam ik in de stationshal van Brussel-Zuid tegen.

De reis verliep vanaf daar niet voorspoedig: het begon dat de trein vanuit Brussel-Zuid bij Mechelen vertraging door een defecte goederentrein op-liep. Bovendien vreesde ik dat ik Herentals, mijn overstapstation, net had gemist (ik herkende de omgeving, maar wat ik herkende, kwam niet met het station Herentals overeen). De trein kwam dus met vertraging in Heren-tals aan. De overstaptrein naar Hamont was vertrokken, waardoor ik op een volgende trein moest wachten. Deze trein reed echter maar tot Mol, waar ik vervolgens veertig of vijfenveertig minuten moest wachten. Uitein-delijk kwam ik om 19.39 uur in Hamont aan, een uur later dan met een on-vertraagde reis (een reis zonder opstoppingen?).

Op zondag 12 mei nam ik om 16.19 uur de trein in Hamont en deze trein-reis verliep volgens de planning. Een vriendin belde mij toen ik kort in de trein zat. Wij hebben lang gebeld, eigenlijk totdat mijn mobiele telefoon (gsm) leeg was. Doordat ik kennelijk per ongeluk de beeldhelderheid op het hoogst had gezet (onder het bellen, met mijn oor of zo), verbruikte de tele-foon al 10% in de tijd dat deze helderheid op het hoogst stond. Vlak voor-dat ik in Brussel-Zuid aankwam, viel de mobiele telefoon uit. De verbinding viel onderweg ook meerdere keren weg.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Dion

Op 8 oktober 2018 ben ik als taalassistent Nederlands bij een middelbare school in Edingen (Enghien in het Frans) aan de slag gegaan. Dit taalassistentschap duurt tot en met mei 2018. Ik woon in het kader van dit taalassistentschap in Edingen/Enghien. Via deze blog probeer ik een beeld van mijn leven en werk als taalassistentschap in Edingen te geven.

Actief sinds 09 Okt. 2018
Verslag gelezen: 100
Totaal aantal bezoekers 3585

Voorgaande reizen:

08 Oktober 2018 - 31 Mei 2019

Taalassistentschap in Edingen/Enghien, België

Landen bezocht: